MBU Nederlands - Toets H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Achtervoegsels!

Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een achtervoegsel vaak zelf raden.
Bijvoorbeeld: Mijn broer is een beoefenaar van taekwondo.
Beoefen+aar=iemand die taekwondo beoefent.

Veel voorkomende achtervoegsels zijn:

-aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijks

Welk woord kan je voor -aar zetten?

1. brand
2. bewonder
3. dank
4. besmet

Welk woord kan je voor -lijk zetten?

1. eer
2. brand
3. dank
4. liefde

PV TT 

(persoonsvorm tegenwoordige tijd)

ik of jij/je erachter: ik-vorm (loop, fiets, vind)

andere enkelvoud: ik-vorm +t (loopt, fietst, vindt)

meervoud: hele werkwoord (lopen, fietsen, vinden)

lopen / horen (ik loop / hij hoort / jij loopt / hoor jij)

                           (ik vind / hij vindt / jij vindt / hoor jij)

vinden (tt - ik)

wedden (tt - zij)

PV VT

Persoonsvorm in de verleden tijd

Weet jij het verschil nog tussen
zwakke en sterke werkwoorden?

Zwak vs Sterk

Zwakke werkwoorden: Klank blijft gelijk (hoor/hoorde, fiets/fietste)

Sterke werkwoorden: Klank verandert (loop/liep, zwem/zwom)

Zwakke vorm = stam + te(n)/de(n) (fietste(n), hoorde(n))

Sterke vorm = Zo kort mogelijk (vond)

't sexy fokschaap

Niet zeker of je te(n)/de(n) nodig hebt? 

Kijk waar het werkwoord op eindigt zonder -en: 

renn'en / werk'en / fiets'en / verhuiz'en / rad'en

ren-de / werk-te / fiets-te / verhuis-de / raad-de

fietsen (vt - ik)

verbouwen (vt - wij)

Verkleinwoorden

Een verkleinwoord maak je door achter het woord een achtervoegsel te plaatsen. Meestal schrijf je het zoals het klinkt.

dop -> dopje

slak -> slakje

boom -> boompje

Verkleinwoorden

Bij sommige woorden kan je niet horen hoe je het verkleinwoord spelt :

Regels:

•  woorden eindigend op -ng                             -->       -nkje of -etje                               vb. koning -> koninkje

         vb. wang ->   wangetje   

• woorden eindigend op een lange klinker  -->       verdubbeling klinker               vb. foto -> fotootje                                                                                                                            café -> cafeetje

Verkleinwoorden

Bij sommige woorden kan je niet horen hoe je het verkleinwoord spelt :

Regels :

• woorden eindigend op -i                -->              + etje

              vb. taxi -> taxietje

                     ski ->   skietje

Wat is het goede verkleinwoord van
raam

1. raampje
2. raamje
3. raamtje

Wat is het goede verkleinwoord van
opa

1. opatje
2. opa'tje
3. opaatje

Wat is het goede verkleinwoord van
ski

1. skitje
2. skietje

Herhaling

Staat er een bezit achter het verwijswoord? 
Gebruik dan: mijn, jouw, je, zijn, haar, ons, jullie, hun.

Staat er geen bezit achter het verwijswoord?
Gebruik dan: mij, jou, hem, haar, ons, jullie, hen.

mij of mijn?
Geef ..... telefoon terug!

1. mij
2. mijn

jou of jouw?
Is die pen van .... of van hem?

1. jou
2. jouw

Als er in een zin een bezit achter het verwijswoord staat gebruik je:

1. mijn, jouw, je
2. mij, jou