3 BB Th. 2 B4 Geslachtskenmerken, hormonen en de menstruatiecyclus

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Thema 2    Voortplanting

Basisstof 4 Geslachtsskenmerken

                   Hormonen

                   Menstruatiecyclus

blz 109

Doel van de les: 

- je kunt omschrijven wat primaire en secundaire  

  geslachtskenmerken zijn

- je kunt de processen tijdens de menstruatiecyclus 

  beschrijven

- je weet welke hormonen hierbij een rol spelen

Geslachtskenmerken = 

Uiterlijke kenmerken waaraan je kunt zien of je  een jongen of een meisje bent.

geslachtskenmerken

Primaire geslachtskenmerken

Secundaire geslachtskenmerken

Opdracht: Verschuif de woorden in de blauwe vakken naar het juiste rode vak.

Penis

Borsten

Baard in de keel

Grote schaamlippen

Vagina

Bredere heupen

Balzak

Toename spiermassa

Baardgroei

Wat zijn?

Hormonen zijn stofjes die je lichaam zelf aanmaakt en allerlei functies van je lichaam regelen en processen beïnvloeden

Hormonen ...

... worden gemaakt       in hormoonklieren.

...worden vervoerd 

   via het bloed.

...werken langzaam.

Hypofyse

De hypofyse maakt hormonen die de eierstokken en teelballen aansturen.

Geslachtshormonen

De eierstokken maken oestrogeen (vrouwelijke hormonen).

De teelballen maken testosteron  (mannelijke hormonen)

hypofyse --> Hormoon

Hypofyse

eierstokken

teelballen

Wat is GEEN secundair geslachtskenmerk

1. okselhaar
2. lagere stem
3. bredere heupen
4. borsthaar

Je secundaire geslachtskenmerken...

1. Ben je mee geboren
2. Zijn je bv. kleding en kapsel
3. Ontstaan tijdens de puberteit

Hoe heet het mannelijk hormoon?

1. Testosteron
2. Insuline
3. Oestrogeen
4. Progesteron

Waar wordt het hormoon "testosteron" gemaakt?

1. In de hypofyse
2. In de bijballen
3. In de eierstokken
4. In de teelballen

De menstruatie- cyclus

Menstruatie- cyclus

Menstruatiecyclus

• Eerste 4 dagen "ongesteld"
• Baarmoederslijmvlies wordt weer opgebouwd
• Dan Eisprong (ovulatie)
• Als het gele lichaam is afgestorven, weer ongesteld
• Etc.

Eerste 14 dagen

Follikel rijping in de eierstokken

Hypofyse hormonen

rijping follikel 

Rijpende  follikel -> hormoon: oestrogeen

Baarmoederslijm wordt dikker

 follikel en hormonen

Een RIJPENDE FOLLIKEL  (hormoon: oestrogeen) neemt veel vocht op, waardoor hij openbarst en de eicel vrijkomt.

Heet: EISPRONG / OVULATIE.

  

Uit het follikelweefsel wat achterblijft in de eierstok, wordt het GELE LICHAAM (hormonen) gevormd.

Wat is innestelen?

1. Eicel en zaadcel komen samen
2. Eicel komt vrij
3. Start van bevalling
4. Bevruchte eicel gaat in baarmoederslijmvlies zitten.

Zit er een eicel in een follikel?

1. Ja
2. Nee

Follikels zijn:

1. Blaasjes met onrijpe zaadcellen
2. Blaasjes met onrijpe eicellen
3. rijpe eicellen
4. Blaasjes die in de baarmoeder de eicellen opvangen

In de menstruatiecyclus is dag 1 :

1. De eisprong
2. Het begin van de menstruatie
3. Het eind van de menstruatie

Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatiecyclus?

1. Ongesteld zijn
2. Ovulatie
3. Innesteling
4. Menstruatie

Wanneer is een vrouw vruchtbaar?

1. Tijdens de menstruatie
2. Tijdens de ovulatie
3. Direct na de menstruatie
4. Vlak voor de menstruatie

Op welke dag van de menstruatiecyclus kan een bevruchting plaatsvinden?

1. dag 3
2. dag 14
3. dag 20
4. dag 28

Sleep de blauwe woorden naar de juiste rode hokjes.

Menstruatie

Ovulatie

Gele lichaam

Follikel

Menstruatiecyclus: Hoe lang blijft een eicel in leven ?

1. 14 dagen
2. 28 dagen
3. 12 - 24 uur
4. 0 - 12 uur

Welke hormoonklier stuurt ook andere hormoonklieren aan?

1. Eilandjes van Langerhans
2. Bijnier
3. Hypofyse
4. Schildklier

Welk hormoon zorgt bij vrouwen voor de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken?

1. Testosteron
2. Oestrogeen
3. Hypofysehormoon

Zaadcellen en eicellen

Zaadcellen en eicellen

Zaadcel:

• bewegen met zweepstaart
• geen voedingsstoffen

Eicel:

• kan niet zelf bewegen
• heeft voedingsstoffen 

Een zaadcel is groter dan een eicel

1. Juist
2. Onjuist

In welk deel van de vrouwelijke geslachtsorganen ontmoet de eicel de zaadcellen?

1. Eierstok
2. Vagina
3. Eileider
4. Baarmoeder

Wie is het grootst: eicel of zaadcel?
Waarom?

1. Zaadcel. Zo kan hij sneller bewegen.
2. Zaadcel. Hij bevat reservevoedsel.
3. Eicel. Zo kan zij sneller bewegen.
4. Eicel. Zij bevat reservevoedsel

Ging het te snel? Geen zorgen, alles staat ook in je boek

Huiswerk:

 blz 109 tm 116 / opdr 1 tm 8 

no 1, 2 en 3: alleen opdr 5 tm 8!!!!