Stappenplan:1. Bepaal van onderstaande zinnen eerst het zelfstandig werkwoord
2. Kijk daarna of er ook hulpwerkwoorden zijn
3. Let op scheidbare werkwoorden!
4. Noteer van elke zin het werkwoordelijk gezegde.
5. Klaar? Vergelijk je antwoord met je buurman/buurvrouw.
Zinnen:
1. Hij was de hele avond televisie aan het kijken.
2. Volgens de buren staat het geluid wel erg hard.
3. Zij geeft zich op voor de wedstrijd.
4. Zijn voorstel werd door het bestuur afgekeurd.
5. Vier van de zes soorten mensapen worden met uitsterven bedreigd.