4.7 C Grammatica voorzetsel/bijv nw herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom!

Pak je boeken/laptop en etui, zet je tas op de grond.

Telefoons uit en niet zichtbaar.

Zit klaar zodat we direct met de les kunnen beginnen.

Magister; controle absentie, boeken en huiswerk. 

Wat doen we deze les?

• Doel
  
• Wat weet je al?
• Uitleg 
• Samen oefenen
• Zelfstandig werken
• Afsluiten, huiswerk noteren

Doel

Herhalen: bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel. 

Noem een voorzetsel en een bijvoeglijk naamwoord.

voorzetsel

Een voorzetsel staat nooit alleen: het hoort bij 1 of meer andere woorden.

Ik ga naar huis. Thuis zit ik in mijn kamer en lees ik in mijn boek.

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naawoord (bn) zegt iets over het zelfstandig naamwoord (zn). Het geeft extra informatie over het zn.

Een bn staat vaak voor een zn, maar kan er ook achter staan.

snel          zijn snelle auto        zijn auto is snel

groen       het groene glas      het glas is groen

Wat is een voorzetsel?

1. de
2. naast
3. fietsen
4. fles

voorzetsel(s)?

1. Op
2. Gisteren
3. Ik
4. In

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Toen je belde was ik in de nieuwe supermarkt.'

1. in
2. er staat geen voorzetsel in de zin
3. supermarkt
4. nieuwe

Ik kan een voorzetsel en een bijvoeglijk naamwoord in een zin herkennen.

JA

Nee

Misschien

zelfstandig werken

Hoofdstuk 4.7 grammatica af!

Test jezelf

Versterk jezelf