4.7 A Grammatica bijvoeglijk naamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom!

hoofdstuk 4.7 grammatica

les 1

controle spullen

Zorg een laptop bij je hebt!

Wat doen we deze les?

• Doel
  
• Wat weet je al?
• Uitleg 
• Samen oefenen
• Zelfstandig werken
• Afsluiten, huiswerk noteren

Doel

Aan het einde van de les weet ik wat een bijvoeglijk naamwoord (bn) is.

Mijn kleine zusje moet elke dag een hondje aaien.
Zoek de pv/wg/o/lv en zet zinsdeelstrepen

Noem drie bijvoeglijk naamwoorden

bijvoeglijk naamwoord

https://www.youtube.com/watch?v=sK0boTP7Lug

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naawoord (bn) zegt iets over het zelfstandig naamwoord (zn). Het geeft extra informatie over het zn.

Een bn staat vaak voor een zn, maar kan er ook achter staan.

snel          zijn snelle auto        zijn auto is snel

groen       het groene glas      het glas is groen

De vriendelijke reus is vandaag jarig. Het is nu een oude man. Hij mag wel 80 kaarsjes uitblazen. De gekleurde kaarsjes staan op een heerlijke taart.

De kleine, plastic bezoekers met gele hoofdjes staan voor de dichte deur.

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijwoord
3. Werkwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal?

1. achter het zelfstandig naamwoord
2. voor het zelfstandig naamwoord

wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. aardappel
2. het
3. mooie
4. gescoord

De gestreken broek is van een lelijke man.

1. gestreken en lelijke
2. lelijke
3. broek en lelijke
4. broek en man

Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.
Ik kan een bijvoeglijk naamwoord in een zin benoemen.

JA

NEE

Misschien

zelfstandig werken

online: H4.7 grammatica

blz 67 t/m 69 

opdracht 3, 4, 5 en 6