herhaling werkwoordspelling

Nederlands
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1-6

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Start les
Zit je op je eigen plek?
Zit je mobiel in de telefoontas?
Liggen je leesboek, methode, schrift en etui op tafel?

Dan kunnen we beginnen!


Slide 2 - Diapositive

Planning

Opfrissing regels werkwoordspelling

Doel

Je kan de regels voor werkwoordspelling toepassen
Je weet wanneer je d/t of dt moet toepassen.

Slide 3 - Diapositive

Werkwoordspelling
Je hebt de afgelopen jaren heel veel geoefend met de werkwoordspelling.

In deze les nog een keer de regels.

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
 
2. De tijd in de zin veranderen

3. Het aantal in de zin veranderen

Ik loop naar school. 

Loop ik naar school?

Ik liep naar school.

Wij liepen naar school. 




Slide 5 - Diapositive

Persoonsvorm TT

Ik - stamwerkwoord: Ik loop - ik word
Jij/hij/zij/u - stam+t: Hij loopt - jij wordt
Wij/zij het infinitief (hele werkwoord): Wij lopen - zij worden


Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld:
De jongen loopt naar school.
Vandaag gebeurt er iets leuks.
Anna heeft prachtige ogen.
Mijn oma bestelt altijd appeltaart met slagroom.

Het zijn allemaal werkwoorden in de tt, dus ze eindigen met een -t. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

Even oefenen

Slide 10 - Diapositive

Werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 11 - Quiz

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 12 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 13 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 14 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 15 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 16 - Quiz

Doelen deze les
Snap je alle regels? Is het weer duidelijk?

Uitleg duidelijk? Wat kan ik beter doen om jullie te helpen?
Volgende les

Verder met de methode

Afsluiting

Zijn er nog vragen?



Slide 17 - Diapositive