1.4 Weet je het nog? - Zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 1.4 Weet je het nog? Zinsdelen
1.	Lesopening
2.	Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.	Arrangementen
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 22.

Huiswerk controle:

1.3 opdracht 1 t/m 5

2. Lesdoel & leergebiedoverstijgende doelen

Aan het eind van deze les:

- kun je een zin in zinsdelen zetten.

- kun je een zin maken door gebruik te maken van de bouwplannen.

- weet je welke basisdelen in een zin MOETEN zitten.

3. Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 

Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Jessica, Niek, Jaysen & Krystian

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

n.v.t.

Verdiept arrangement:

Verdiept: Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:

les: 1.4 Weet je het nog? Zinsdelen

blz: 22 & 23

opdr: 6 t/m 9

Mini-check

Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Maak een zin met 3 zinsdelen. Zet streepjes tussen de zinsdelen.

Gebruik een / voor de streepjes tussen zinsdelen.

Typ de zin hieronder over en verdeel de zin in zinsdelen. Gebruik de / om zinsdelen te maken.

Alle bladeren van de loofbomen zullen in de herfst een andere kleur krijgen.

Wat zijn twee basisdelen uit onderstaande zin?

Chris / speelt / dagelijks / een half uur / gitaar.

1. Chris - speelt
2. Chris - dagelijks
3. speelt - gitaar
4. speelt - dagelijks

Welk zinsdeel geeft antwoord op "wat gebeurt er" in onderstaande zin?

Chris / speelt / dagelijks / een half uur / gitaar.

1. Chris
2. speelt
3. dagelijks
4. gitaar

Wie maakt wat:

3 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:

les 1.4, opdracht 6 t/m 9, blz. 22 & 23

De rest doet mee met de instructie.

4. Instructie

Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Wat zijn zinsdelen?

• Een zin bestaat uit zinsdelen.
• Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.

Belangrijk: de persoonsvorm is altijd één zinsdeel!

TIP! Alles wat voor de persoonsvorm staat, is één zinsdeel. 

Bouwplan

1

Wie of wat doet het?	Wat gebeurt er?
Chris	speelt.

Deze zin bestaat uit twee basisdelen. Je kunt deze zin uitbreiden door meer informatie toe te voegen.

Je hebt altijd de basisdelen nodig voor een zin. 

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Bouwplan

1

Wie of wat doet het?	Wat gebeurt er?	Wanneer?	Hoelang?	Wat?
Chris	speelt.

Deze zin bestaat uit twee basisdelen. Je kunt deze zin uitbreiden door meer informatie toe te voegen.

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig les 1.4, opdracht 6 t/m 9 maken op blz. 22 & 23

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 6.

6. Zelfstandig werken

Lees goed de gele stukjes theorie. 

Je maakt zelfstandig paragraaf 1.4 opdracht 6 t/m 9 op blz. 22 en 23.

Ben je klaar? 

Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je waar nodig. 

Hierna ga je in stilte lezen in een boek. 

 

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Heb je nog vragen of vind je nog iets lastig? 

Lesdoelen: 

- kun je een zin in zinsdelen zetten?

- kun je een zin maken door gebruik te maken van de bouwplannen?

- weet je welke basisdelen in een zin MOETEN zitten?

8. Huiswerk & Toetsen

Huiswerk:

Dinsdag 13 september

1.4 opdracht 6 t/m 9

Toetsen:

Geen