INB 10 24 januari 22 B1 'Wederkerende voornaamwoorden'

• NT2
• MBO
• Studiejaar 2

Maak een zin:
A2: maar, B1: als

Maak een zin:
A2: maar, B1: aangezien

Maak een zin.
A2: omdat, B1: toen

Maak een zin
A2: want, 1F: toen

Splitsing niveaus

Gebruik van 'zich'

Bladzijde 200 

In zicht

Kun je een voorbeeld geven van een zin waarin je 'zich' gebruikt?

Zich vervoeging

• ik            -mij/me
  
• jij            -je
  
• u             -zich
  
• hij/zij    -zich
• wij          -ons
  
• jullie      -je
  
• zij           -zich

Voorbeelden verplicht wederkerende werkwoorden

Voorbeelden toevallig wederkerende werkwoorden

Werkwoorden die soms wederkerend zijn soms niet

Sommige werkwoorden kun je met of zonder zich gebruiken

(zich) inschrijven

• Ik schrijf mijn vriendin ook in voor die cursus.
• Als u aan deze cursus mee wilt doen, moet u zich voor 15 mei inschrijven. 

Ik herinner .... daar niets meer van

1. Me
2. Jij
3. Zich
4. Ik

De vrouw verslikte ..... in een stukje appel

1. Haar
2. Me
3. Zich
4. Ons

Vul in:
Die man gedraagt ...... niet erg netjes

Geef antwoord:
Hoe voel jij je vandaag?
Ik .....

Ik was me elke dag.

1. Goed
2. Fout

Zet in de goede volgorde:
vergist? - jullie - Hebben - je - niet

Altijd met zich of soms?
zich wassen

1. Altijd
2. Soms

Altijd met zich of soms?
zich haasten

1. Altijd
2. Soms

Altijd met zich of soms?
zich vergissen

1. Altijd
2. Soms

Altijd met zich of soms?
zich opgeven

1. Altijd
2. Soms

Altijd met zich of soms?
zich snijden

1. Altijd
2. Soms

Altijd met zich of soms?
zich branden

1. Altijd
2. Soms

Altijd met zich of soms?
zich verspreken

1. Altijd
2. Soms

Altijd met zich of soms?
zich bemoeien met

1. Altijd
2. Soms

Altijd met zich of soms?
zich abonneren op

1. Altijd
2. Soms

Altijd met zich of soms?
zich verslikken

1. Altijd
2. Soms

Maak een zin met de volgende werkwoorden

 

* Verspreken

* Bemoeien

* Schamen

* Verslapen

* Voelen