Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Wat is de ACM?
A
consumentenorganisatie van de overheid.
B
ACM helpt je met zoeken naar werk.
C
Automatische consument en markt.
Slide 1 - Quiz
Wat is het verschil tussen de ACM en consumentenbond?
A
Consumentenbond is van de overheid.
B
Er is geen verschil
C
Consumentenbond geeft boetes uit.
D
ACM is van de overheid
Slide 2 - Quiz
Hoe noemen we het als consumenten zich samen pakken om te demonstreren, zoals de boeren van nu,
Slide 3 - Question ouverte
Welke wet geldt bij aankopen via internet?
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Internetwet
Slide 4 - Quiz
Vanaf welk bedrag van de aankoop geldt de colportagewet?
A
€25
B
€15
C
€20
D
€50
Slide 5 - Quiz
Leg uit wat een deugdelijk product is.
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het verschil tussen beste koop en best getest?
Slide 7 - Question ouverte
Wat moet je als eerste doen als je iedere maand geldtekort komt?
A
Geld lenen
B
Geld gaan sparen
C
Inkomsten en uitgaven op een rij zetten.
D
Spullen verkopen
Slide 8 - Quiz
Wat zijn maatschappelijke kosten?
A
Die betaal je als je een auto koopt.
B
Een ander woord voor rente.
C
Kosten om afvalwater te verwijderen.
D
Kosten voor huizenbezitters.
Slide 9 - Quiz
Een energielabel is verplicht bij:
A
een auto
B
een fiets
C
een scooter
D
een woning
Slide 10 - Quiz
Leg een voorbeeld uit waarbij de wet productaansprakelijkheid geldt.
Slide 11 - Question ouverte
Wat is een voorwaarde voor het krijgen van huurtoeslag?
A
Niet teveel verdienen
B
Woning mag niet te duur zijn
C
Je moet meerderjarig zijn
D
Je moet alleen wonen
Slide 12 - Quiz
Hoe heet de lening voor de aankoop van een woning?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopende lening
C
Hypothecaire lening
D
Salariskrediet
Slide 13 - Quiz
Snoep kost €2,49 per 500 gram. Wat kost het per 125 gram?
A
€0,58
B
€0,60
C
€0,62
D
€0,64
Slide 14 - Quiz
Een koelkast kost bij bol.com €500. Bij de mediamarkt kost dezelfde koelkast €545. Hoeveel procent is de koelkast bij bol.com goedkoper dan bij de mediamarkt?
A
8,1%
B
10,1%
C
12,2%
D
14,4%
Slide 15 - Quiz
De huurwoning van Hans kost €700 per maand. Hij krijgt €145 huurtoeslag. Hoeveel procent is de huurtoeslag van de totale huur van de woning?