To be

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Learning objective

• At the end of the lesson you will be able to recognise and use TO BE.
• At the end of the lesson you will be able to name the countries and nationalities in English. 

To Be

Ik ben....

Hij is...

Wij zijn...

Welke drie vormen hebben jullie nu gebruikt?

werkwoord 'zijn'

verb 'to be'

'To be'

positive

(positief)

Ik	ben
Jij	bent
zij	is
Hij	is
Het	is
Wij	zijn
Jullie	zijn
Zij	zijn

I	am	I'm
You	are	You're
She	is	She's
He	is	He's
It	is	It's
We	are	We're
You	are	You're
They	are	They're

You...(to be) a nice person.

They ...(to be) big football fans.

He ...(to be) late.

We ..(to be) best friends.

I ...(to be) really tired.

James ..(to be) at school.

Mary and James ...(to be) really good friends.

to be or not to be

werkwoord 'zijn'

verb 'to be'

'To be'

negative

(negatief)

I	am not	I'm not
You	are not	You're not
She	is not	She's not
He	is not	He's not
It	is not	It's not
We	are not	We're not
You	are not	You're not
They	are not	They're not

Ik	ben niet
Jij	bent niet
zij	is niet
Hij	is niet
Het	is niet
Wij	zijn niet
Jullie	zijn niet
Zij	zijn niet

werkwoord 'zijn'

verb 'to be'

'To be'

question

(vragend)

Ben	ik?
Ben	jij?
Is	zij?
Is	hij?
Is	het?
Zijn	wij?
Zijn	jullie?
Zijn	zij?

Am	I
Are	you?
Is	she?
Is	he?
Is	it?
Are	we?
Are	you?
Are	they?

Maak de ontkenning (-) met 'to be':
She ...... (to be) happy.

Niet afkorten! & let op leestekens.

Maak de ontkenning met 'to be':
She ...... (to be) happy.

Maak de ontkenning met 'to be'.
John and I ..... (to be) a couple.

Maak een vragende zin met 'To Be'
...you going to the party tonight?

Maak een vragende zin met 'To Be',
....he a good football player?

Countries

Which nationalities?
Australia
Belgium

England
France
Germany

Spain
The Netherlands

Greece
Italy

Mexico
Ireland

Russia
Scotland

The USA
The UK