Les 1: Taalvaardigheid 2A

Goedemorgen!
Nederlands 1IBS3

Overtuigend spreken
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen!
Nederlands 1IBS3

Overtuigend spreken

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen:

- De student kan uitleggen wat het belang van non-verbale communicatie is bij het overbrengen van een overtuigende boodschap.

- De student kan een stuk tekst op een overtuigende manier produceren.

- De student kan actief deelnemen aan een overleg in een kleinere groep.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning:

- Uitleg eindproduct
- Uitleg overtuigend presenteren
- Oefening overtuigend spreken
- Aan de slag
- Les evalueren

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eindproduct
Een overtuigende productpresentatie
met daarbij passende wervende tekst

Slide 4 - Diapositive

De docent legt bij deze dia uit wat de studenten uiteindelijk moeten doen en wat ze moeten inleveren. Dit is de het houden van de overtuigende productpresentatie en het schrijven van een wervende tekst over dat product. 
Belangrijk bij deze dia is dat de docent uitleg geeft over hoe de productpresentatie eruit moeten komen te zien en hoe het wordt beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de wervende tekst.
Opdracht:
We gaan een TEDtalk kijken.
Eerst kijken we de eerste twee minuten zonder geluid.
Schrijf op waar je denkt dat de presentatie over gaat en wat je opvalt aan hoe de man zich beweegt.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Vidéo

Laat de eerste keer het filmpje zien zonder geluid. De eerste twee minuten zijn genoeg om een duidelijk beeld te vormen. Het doel hiervan is dat de student ziet dat de spreker veel zijn handen gebruikt, rondloopt en het lijkt alsof hij opgaat in zijn verhaal.
Opdracht
We gaan nu het hele filmpje kijken, deze keer met geluid.
Schrijf op wat je opvalt aan de presentatie,
denk hierbij aan zowel verbale als non-verbale communicatie.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Laat nu het filmpje helemaal zien, deze keer met het geluid aan. De studenten moeten aantekeningen maken. Het gaat erom dat ze begrijpen dat het houden van een goede presentatie voor een groot deel te maken heeft met de houding, het stemgebruik en interactie met het publiek, ook als het verhaal zelf niet sterk is.
Beantwoord
de volgende vraag:


Wat is de kern van dit filmpje?

Slide 9 - Diapositive

Geef de studenten eerst een minuut, anderhalve minuut om deze vraag te beantwoorden. Ze mogen nu nog niet overleggen.
Deel je antwoord met degene naast je! 

Hebben jullie hetzelfde opgeschreven?

Slide 10 - Diapositive

Nu delen de studenten het antwoord in tweetallen. Hier krijgen ze ongeveer een minuut of twee/drie voor. Daarna kiest de docent een aantal willekeurige studenten om het antwoord te geven. 
Non-verbale communicatie
Waarom is non-verbale communicatie van belang voor een (succesvolle) presentatie?

Slide 11 - Diapositive

Laat de studenten antwoord geven op deze vraag, kies een aantal studenten uit. Ze mogen hierbij verwijzen naar het eerder bekeken filmpje.



Verbaal:
Alles wat wordt gesproken




Non-verbaal:
Optelsom van je houding, gebaren, gezichtsuitdrukking en intonatie

Heeft veel impact op de indruk die je op iemand achterlaat!

Slide 12 - Diapositive

Een korte uitleg over het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie.
Kijkvraag:
Waaraan merk je dat Louis van Gaal geïrriteerd is?
Zowel verbaal als non-verbaal!

Slide 13 - Diapositive

Om nog iets meer te oefenen, laat de docent nog een kort filmpje zien om het effect van non-verbale communicatie duidelijk te maken. De studenten krijgen van tevoren de opdracht om op te letten op zowel de verbale als non-verbale communicatie van Louis van Gaal in het daarop volgende filmpje.

Slide 14 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Kijkvraag:
Waaraan merk je dat Louis van Gaal geïrriteerd is?
Zowel verbaal als non-verbaal!

Slide 15 - Diapositive

Bespreek de vraag met de studenten.
Opdracht
De docent maakt groepjes van drie.

Bepaal voor de eerste ronde alvast wie welke taak heeft:
• De spreker
• De feedbackgever (stemgebruik)
• De feedbackgever (non-verbale communicatie)

Slide 16 - Diapositive

De studenten gaan aan de slag met de spreekopdracht. De docent maakt de groepjes en houdt hierbij rekening met wie het beste wie zou kunnen ondersteunen. Het beste is om dit van tevoren al bedacht te hebben. Leg daarna, aan de hand van de volgende slide, de opdracht uit.
Opdracht
• Bij elk groepje ligt er een stapeltje
met verschillende soorten teksten. 
• De spreker pakt telkens een tekst en leest deze door.
• Als de tekst is doorgelezen, gaat de spreker
de tekst zo overtuigend mogelijk presenteren.

De feedbackgevers letten op het stemgebruik en non-verbale communicatie!


Slide 17 - Diapositive

Zorg ervoor dat de groepjes zijn verdeeld en deel dan de teksten uit. Gedurende deze oefening (zo'n tien minuten) houdt de docent in de gaten of de rollen worden gewisseld en of iedereen aan het woord komt. Na tien minuten/kwartier wordt de opdracht kort nabesproken.
Lesdoelen:

- De student kan uitleggen wat het belang van non-verbale communicatie is bij het overbrengen van een overtuigende boodschap.

- De student kan een stuk tekst op een overtuigende manier produceren.

- De student kan actief deelnemen aan een overleg in een kleinere groep.

Slide 18 - Diapositive

Bespreek de lesdoelen: zijn ze behaald? Wat hebben de studenten geleerd en wat kunnen ze gebruiken voor hun presentatie?

Sluit daarna de les af.
Zijn er nog vragen?
Ga alvast aan de slag met je presentatie!
Zorg ervoor dat je voor de volgende les weet over welk product je de presentatie gaat houden.

Slide 19 - Diapositive

Indien er nog genoeg tijd over is, gaan de studenten individueel aan de slag met de voorbereiding van hun presentatie. Stimuleer de studenten om alvast na te gaan denken over het onderwerp van de presentatie.