Les 34 (19-03)

Cours du 19 mars
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Cours du 19 mars

Slide 1 - Diapositive

Programme

  • Luistertoets
  • Herhalen
      - Delend lidwoord
  • Au travail:
        - het delend lidwoord
        - venir + accord passé composé
        - Slim stampen H5
  • Les devoirs

Slide 2 - Diapositive

Luistertoets



Jullie gaan nu een aantal fragmenten horen waarin leeftijdsgenoten met elkaar 
in gesprek gaan. Jullie maken er vervolgens opdrachten over.

Slide 3 - Diapositive

Weten jullie nog?
In het Frans staat er ALTIJD een lidwoord voor het zelfstandig naamwoord. Ook als er in het Nederlands géén lidwoord staat:

Je mange du pain                                    Ik eet brood.

'du' noem je een delend lidwoord.
Waarom 'delend'?
> omdat hiermee wordt bedoeld dat je maar een deel van het brood op eet, niet het hele brood. Of een deel van het water drinkt, en niet al het water in de wereld. 

Slide 4 - Diapositive

Het delend lidwoord
Hoewel wij dus niet een dergelijk lidwoord in het Nederlands kennen, kent het delend lidwoord gelukkig wel een bepaalde logica.


Let op!
Na een ontkenning en na een woord van hoeveelheid komt er een de of een d' OOK als het woord in het meervoud staat. une boîte de fruits (mv), une pile d'assiettes (mv).
Par exemple:
Je ne veux pas de coca. 
Je prends une bouteille d'eau et un paquet de yaourt. 

Slide 5 - Diapositive

Het delend lidwoord
Gebruik je het delend lidwoord dan alleen met eten?

Nee, zeker niet:

Heb jij messen?                                    Tu as des couteaux?

Geen lidwoord in het Nederlands, dus een delend lidwoord in het Frans. Er moet immers ALTIJD een lidwoord voor het zelfstandig naamwoord staan in het Frans. 

Slide 6 - Diapositive

Het delend lidwoord
na woorden van hoeveelheid
Kijk eens mee naar de volgende zin:
Tu achètes des pommes (mv). vs Tu achètes un kilo de pommes (mv).

  • In de eerste zin is het niet duidelijk hoeveel appels er gekocht worden. Er wordt een deel gekocht, dus een delend lidwoord. Maar in de tweede zin is dit wel het geval, namelijk een kilo.

  • Zodra er dus een woord van hoeveelheid in staat, gebruik je de. Naast de gebruik je ook d' als het zelfstandig naamwoord begint met een klinker of stomme 'h':
  • un verre d'eau, un litre d'huile.


Slide 7 - Diapositive

Het delend lidwoord
na woorden van hoeveelheid


Woorden van hoeveelheid zij bijvoorbeeld:
beaucoup, trop, peu, un kilo, *un verre, *une bouteille, un paquet, trois kilos, ...




*la bouteille, le verre > deze woorden vind je in de voca.

Slide 8 - Diapositive

Het delend lidwoord
na aimer, adorer, préférer en détester
Na een aantal werkwoorden volgt er geen delend lidwoord, maar een bepaald lidwoord (de, het).

Dit zijn de werkwoorden aimer, adorer, préférer en détester.
> J'aime le poulet.            = Ik hou van kip.
> Je déteste le poisson.    = Ik heb een hekel aan vis.

Let op!
!! Deze werkwoorden moet je uit je hoofd leren !!
!! De bepaalde lidwoorden, neem je NIET mee in de vertaling!!

Slide 9 - Diapositive

Het delend lidwoord
Enkele voorbeelden
1. Beaucoup de Français mangent de la baguette.
  •     géén lidwoord in het Nederlands.

2. Ma soeur achète les tartines de pain. 
  •    Woord van hoeveelheid.

3. Les Français n'aiment pas d'oliebollen (mv). 
  •     Ontkenning.

4. Je préfère le chocolat. 
  •    Werkwoord préférer   

Slide 10 - Diapositive

Au travail!
Jullie gaan nu bezig met het herhalen van de leerstof. Dit zijn je opties:
  1. Je maakt sowieso 1 werkblad en als je klaar bent ga je slim stampen/wrts. 
  2. Je maakt 2 of meer werkbladen.

De volgende werkbladen liggen klaar:
- het delend lidwoord
- venir

Klaar? Dan pak je een werkblad die je nog niet had. 
timer
0:30

Slide 11 - Diapositive

Rondvraag

Slide 12 - Diapositive

Les devoirs
Maken voor de volgende les:


Leren voor de toets


Slide 13 - Diapositive