Laatste les voor toetsweek 1

Metalen hebben als ion een
A
- lading
B
+ lading
1 / 15
suivant
Slide 1: Quiz
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Metalen hebben als ion een
A
- lading
B
+ lading

Slide 1 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft een
oxide-ion?

Slide 2 - Question ouverte

Geef de lading van het aluminium-ion

Slide 3 - Question ouverte


Wat is de naam van:
Sn4+
A
tin
B
tin-ion
C
tin(IV)ion

Slide 4 - Quiz

Goud(I)ion is
A
Au +
B
Au 3+
C
Au -

Slide 5 - Quiz

Wat is de lading van calcium-ionen en zink-ionen?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het atoomnummer van arseen?
A
18
B
39,95
C
33
D
74,92

Slide 7 - Quiz

O (zuurstof)
O2
H2O
AgCl
C6H12O6
32,00 u
18,015 u
16,00 u
143,32 u
180,16 u

Slide 8 - Question de remorquage

Sleep de juiste scheidingsmethoden naar de bijbehorende stofeigenschappen.
Verschil in deeltjesgrootte
Verschil in kookpunt
Verschil in dichtheid
Verschil in aanhechtingsvermogen
Verschil in oplosbaarheid
Filtreren
indampen
extraheren
destilleren
adsorbtie
bezinken/centrifugeren

Slide 9 - Question de remorquage

Positief ion
Negatief ion
Sleep de zinnen naar de juiste locatie.
elektronen opnemen geeft een
elektronen afstaan geeft een  
Metaalatoom vormt een
Een niet-metaalatoom vormt een

Slide 10 - Question de remorquage

Scheidingsmethode
Welk soort mengsel scheid je?
Suspensie
Oplossing
Emulsie
Twee vaste stoffen
Destilleren
Filteren en zeven
Indampen
Extraheren
Adsorberen
Bezinken en afschenken

Slide 11 - Question de remorquage

Welke van onderstaande factoren beïnvloedt NIET de reactiesnelheid?
A
Concentratie
B
Katalysator
C
Volume
D
Temperatuur

Slide 12 - Quiz

De reactiesnelheid is lager bij
A
hogere temperatuur
B
kleinere verdelingsgraad
C
grotere concentratie
D
grotere verdelingsgraad

Slide 13 - Quiz

Vul op de open plaatsen de woorden hoger of lager in. De reactiesnelheid van een reactie is groter naarmate de temperatuur ..(I).. is en de concentratie ..(II).. is.
Welke combinatie is juist?

A
Temperatuur (I) hoger Concentratie (II) hoger
B
Temperatuur (I) hoger Concentratie (II) lager
C
Temperatuur (I) lager Concentratie (II) hoger
D
Temperatuur (I) lager Concentratie (II) lager

Slide 14 - Quiz

Nog vragen tbv het proefwerk van volgende week????

Slide 15 - Question ouverte