Op welke stofeigenschappen berusten de volgende scheidingsmethoden? Sleep de juiste eigenschap naar de juiste scheidingsmethode
Deeltjesgrootte
Dichtheid
Aanhechtingsvermogen
Kookpunt
Filtreren
Bezinken
Adsorberen
Destilleren
Slide 21 - Question de remorquage
Welke scheidingsmethode wordt beschreven?
Sleep de scheidingsmethode naar de zin.
Droog koken
De ene vaste stof lost op, de andere vaste stof niet.
De verdampte stof condenseert.
Sommige stoffen gaan door een filter.
Destilleren
Extraheren
Filtreren
Indampen
Slide 22 - Question de remorquage
Sleep de juiste naam, bij de juiste scheidingsmethode.
Adsorberen
Centrifugeren
extraheren
Filtreren
Slide 23 - Question de remorquage
Sleep de juiste naam, bij de juiste scheidingsmethode.
Adsorberen
Centrifugeren
extraheren
Filtreren
destilleren
indampen
Slide 24 - Question de remorquage
Sleep de juiste definities naar de juiste scheidingsmethode
Filtratie
Adsorptie
Extraheren
Scheidingsmethode waarbij mengsels gereinigd kunnen worden waarbij een residu achterblijft
Scheidingsmethode waarbij een vloeistof of gas wordt opgenomen door een vaste stof of andere vloeistof
Scheidingsmethode die gebaseerd is op het verschil in oplosbaarheid
Slide 25 - Question de remorquage
Elke scheidingsmethode berust op een verschil in stofeigenschap. Sleep de eigenschappen naar je juiste scheidingsmethode.
Filtreren
Extraheren
Deeltjesgrootte
Oplossingsvermogen
Slide 26 - Question de remorquage
Mengsel
Zuivere stof
Slide 27 - Question de remorquage
Mengsel
Zuivere stof
Zuivere stof
Mengsel
Slide 28 - Question de remorquage
Mengsel
Zuivere stof: element
Zuivere stof: verbinding
Slide 29 - Question de remorquage
Zuivere stof of mengsel?
zuivere stof
mengsel
Slide 30 - Question de remorquage
Bij de reactie tussen ammoniumchloride en bariumhydroxide daalt de temperatuur van kamertemperatuur tot ca. -20 graden Celsius. Het energie-effect is...
A
exotherm
B
endotherm
Slide 31 - Quiz
Wat is het energie effect bij het verbranden van papier?
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 32 - Quiz
Wat was het energie effect bij de elektrolyse van water?
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 33 - Quiz
Wat was het energie effect bij het koken van water?
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 34 - Quiz
Wat is een kenmerk van een chemische reactie?
A
Er treedt een energie-effect op
B
beginstoffen veranderen in reactieproducten
C
De wet van Lavoisier geldt
D
Alledrie de kenmerken zijn juist
Slide 35 - Quiz
Wat voor een energie effect stelt dit voor?
A
Endotherm
B
Antitherm
C
Isotherm
D
Exotherm
Slide 36 - Quiz
Wat is het energie-effect bij een kampvuur?
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 37 - Quiz
Het van bindingen kost energie; het energie-effect is .
Keukenzout lost al op bij kamertemperatuur. Bij oplossen is er ook sprake van het
van bindingen. Dit levert energie; het energie-effect is .
Netto levert het oplossen van NaCl in water energie.
Sleep onderstaande concepten naar de juiste plaats in de zin of in de recycle bin.
endotherm
exotherm
scheiden
koud
warm
verbreken
vormen
draaien
koken
Slide 38 - Question de remorquage
de reactiesnelheid is
A
tijd nodig voor reactie
B
energie nodig voor reactie
C
orde van reactie
D
concentratieverandering per tijdseenheid
Slide 39 - Quiz
De eenheid van de reactiesnelheid is....
A
mol.s−1
B
mol.L−1
C
mol.L−1.s−1
D
mol.L.s−1
Slide 40 - Quiz
Wat heeft geen invloed op de reactiesnelheid
A
Concentratie
B
Doorlooptijd van de reactie
C
Temperatuur
D
Soort stof
Slide 41 - Quiz
De reactiesnelheid is lager bij
A
een fijnere verdelingsgraad
B
een minder fijne verdelingsgraad
C
de verdelingsgraad is niet van invloed
Slide 42 - Quiz
Hoe heeft een hogere temperatuur invloed op de reactiesnelheid?
A
Trager bewegende deeltjes, dus meer botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus hogere reactiesnelheid
B
Sneller bewegende deeltjes, dus meer botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus hogere reactiesnelheid
C
Trager bewegende deeltjes, dus minder botsingen, dus minder effectieve botsingen, dus lagere reactiesnelheid
D
Sneller bewegende deeltjes, dus minder botsingen, dus minder effectieve botsingen, dus lagere reactiesnelheid
Slide 43 - Quiz
De reactiesnelheid is niet afhankelijk van ...
A
concentratie beginstoffen
B
soort glaswerk
C
temperatuur
D
verdelingsgraad van de stoffen
Slide 44 - Quiz
De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge concentratie
B
Lage concentratie
Slide 45 - Quiz
Als je de temperatuur van de deeltjes verhoogt, wat gebeurt er dan met de reactiesnelheid?
A
Reactiesnelheid neemt af, want de deeltjes gaan langzamer
B
Reactiesnelheid neemt toe, want de deeltjes gaan langzamer
C
Reactiesnelheid neemt af, want de deeltjes gaan sneller
D
Reactiesnelheid neemt toe, want de deeltjes gaan sneller
Slide 46 - Quiz
Als je de verdelingsgraad van de deeltjes vergroot, wat gebeurt er dan met de reactiesnelheid?
A
Reactiesnelheid neemt af, want er is meer contactoppervlakte
B
Reactiesnelheid neemt toe, want er is meer contactoppervlakte
C
Reactiesnelheid neemt toe, want er is minder contactoppervlakte
D
Reactiesnelheid neemt af, want er is minder contactoppervlakte
Slide 47 - Quiz
De reactiesnelheid is afhankelijk van:
A
Soort beginstof en verdelingsgraad
B
Concentratie en temperatuur
C
Een katalysator
D
Antwoord A t/m C zijn allen goed
Slide 48 - Quiz
De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge temperatuur
B
Lage temperatuur
Slide 49 - Quiz
Wat kun je zeggen over de reactiesnelheden van een chemisch evenwicht?
A
de reactiesnelheden van de reactie naar rechts en de reactie naar links zijn 0
B
de reactiesnelheid van de reactie naar rechts is groter dan de reactiesnelheid van de reactie naar links
C
de reactiesnelheid van de reactie naar rechts is kleiner dan de reactiesnelheid van de reactie naar links
D
de reactiesnelheden van de reactie naar rechts en de reactie naar links zijn gelijk