1.4 Aan het werk

1.4 Aan het werk. 
deel 1
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

1.4 Aan het werk. 
deel 1

Slide 1 - Diapositive

1. Herhaling
2. Leervragen 1.4 (deel 1)
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 2 - Diapositive

Hoe zijn fossielen ontstaan?
A
Als een levend wezen verdrinkt in een meer of zee.
B
Als een levend wezen overlijd en door veen wordt bedekt.
C
Als een levend wezen in korte tijd wordt bedolven onder sneeuw.
D
Als een levend wezen in korte tijd wordt bedolven onder modder of zand.

Slide 3 - Quiz

Welke 2 dingen geven geologen aanwijzingen over hoe het er vroeger uitzag?
A
fossielen en kalksteen
B
bodemlagen en fossielen
C
bodemlagen en kalksteen
D
fossielen en geschreven bronnen

Slide 4 - Quiz

Hoe is zout in de bodemlaag ontstaan?
A
door het verdampen van zeeën.
B
door overstromingen hebben zeeën zout op de aardlaag achter gelaten.
C
Dinosauriërs aten heel veel zout voedsel en poepten dat uit over de aardlaag.
D
zout is met het ontstaan van de aardkorst in de bodemlaag terecht gekomen.

Slide 5 - Quiz

Hoe is kalksteen in de bodemlaag ontstaan?
A
Door langdurige regenval bleef er op de bodem kalk achter wat zich opstapelt tot kalksteen.
B
Toen in het krijt door een droogte veel dieren stierven, stapelden skeletjes zich op en vormden kalksteen.
C
Door het drinken van moedermelk bij jonge dieren, plassen jonge dieren urine met heel veel kalk uit, dit hoopt zich op in de bodemlaag.
D
Toen er in het krijt een tropische zee was in NL en op de bodem van de zee stapelden skeletjes van dode zeedieren zich op.

Slide 6 - Quiz

steenkool
aardgas
aardolie
Plankton sterft en zakt naar de zeebodem, waar het zich opstapelt. Het pakket plankton wordt bedekt door een laag zand en door de hoger druk verandert het in ..........

Als het plankton nog langer onder druk komt te staan veranderd het in .........
als een laag veen (ontstaan door doden planten en dierenresten op de bodem van een waterplas) onder een nieuwe bodemlaag komt te liggen, verandert het door de hoge druk in ...........

Slide 7 - Question de remorquage

Wat is een delfstof?
A
grondstoffen voor de productie van fabrieken
B
grondstoffen die uit de bodem worden gehaald
C
grondstoffen die uit en op de bodem worden gewonnen.
D
Stoffen die in Delft worden gewonnen.

Slide 8 - Quiz

Leervragen
 uitleggen wat de primaire sector is en welke beroepen daarbij horen. 
Aan het eind van de les kan je...
 uitleggen wat de secondaire sector is en welke beroepen daarbij horen. 
 uitleggen wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief.
 uitleggen welke 2 dingen veel nodig waren bij de komst van fabrieken.  
 uitleggen wat het verschil is tussen dagbouw en schachtbouw. 

Slide 9 - Diapositive

Veel handwerk
De sector waarin de mensen op de foto's werken is de primaire sector

Voedsel en grondstoffen werden uit de natuur gehaald. 

Het type werk dat de mensen op de foto’s doen is arbeidsintensief


Slide 10 - Diapositive

Machines nemen het werk over 
De sector waarin de mensen op de foto's werken is de secundaire sector

Je produceert spullen

Het type werk dat de mensen op de foto’s doen, is: kapitaalintensief (je hebt veel geld / machines nodig)


Slide 11 - Diapositive

2/3 sectoren
Sector:
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Gericht op:
Verbouwen, produceren en opgraven van grondstoffen 
Industrie > verder produceren/bewerken voedsel of maken van auto's
Verlenen van diensten
Bedrijven
Boerderijen of oliebedrijven
Autofabrieken of voedselfabrieken 
Ziekenhuis, politie, onderwijs

Slide 12 - Diapositive

Machines nemen het werk over 
Er waren twee grondstoffen veel nodig voor de stoommachines:
ijzer en steenkool

  • IJzer is een metaal
  • Steenkool is een brandstof


Slide 13 - Diapositive

Machines nemen het werk over 
Er zijn 2 typen mijnbouw:

  1. dagbouw = delfstoffen liggen aan het oppervlak: je kunt ze aan de open lucht afgraven. 
  2. schachtbouw = delfstoffen zitten dieper in de bodem: je moet ze uitgraven via een mijn. 

1
2

Slide 14 - Diapositive

Afsluiting

Slide 15 - Diapositive

Primaire sector
secundaire sector
visser
fabrieksarbeider
mijnwerker
boer
timmerman

Slide 16 - Question de remorquage

kapitaalintensief
arbeidsintensief
als iets veel arbeid kost om te maken
als iets veel geld en middelen kost om te maken

Slide 17 - Question de remorquage

dagbouw
schachtbouw
Delfstoffen winnen in de open lucht
Delfstoffen winnen in ondergrondse mijnen

Slide 18 - Question de remorquage

Welke 2 dingen waren bij de eerste fabrieken vooral nodig?
 uitleggen welke 2 dingen veel nodig waren bij de komst van fabrieken.  
A
metaal + stenen
B
hout + stenen
C
brandstof (kolen) + stenen
D
brandstof (kolen) + metaal

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
STAP 1
Huiswerk! 
Maken:
  • BK: bladzijde 31,32,33,34
  • KGT: bladzijde 34,35,36,37

Hoe?
  • Alleen
  • Vraag? Steek je vinger op
Klaar?
Goed zo!
Laat het zien aan de docent.  


Vooruitblik
Lees de rest van de paragraaf door. 

Daarna: Lezen in je leesboek

Slide 20 - Diapositive

1.4 Aan het werk. 
deel 2

Slide 21 - Diapositive

1. Herhaling
2. Leervragen 1.4 (deel 2)
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 22 - Diapositive

Primaire sector
secundaire sector
visser
fabrieksarbeider
mijnwerker
boer
timmerman

Slide 23 - Question de remorquage

kapitaalintensief
arbeidsintensief
als iets veel arbeid kost om te maken
als iets veel geld en middelen kost om te maken

Slide 24 - Question de remorquage

dagbouw
schachtbouw
Delfstoffen winnen in de open lucht
Delfstoffen winnen in ondergrondse mijnen

Slide 25 - Question de remorquage

Welke 2 dingen waren bij de eerste fabrieken vooral nodig?
 uitleggen welke 2 dingen veel nodig waren bij de komst van fabrieken.  
A
metaal + stenen
B
hout + stenen
C
brandstof (kolen) + stenen
D
brandstof (kolen) + metaal

Slide 26 - Quiz

Leervragen
 uitleggen wat vestigingsplaatsfactoren zijn.
Aan het eind van de les kan je...
 3 vestigingsplaatsfactoren noemen van fabrieken in de 19e eeuw. 
 een reden noemen waarom in de 21e eeuw meer geschikte plekken zijn om  
 fabrieken te bouwen. 
 uitleggen wat de tertiaire sector is en welke beroepen daarbij horen. 
 uitleggen wat een kenniseconomie is. 

Slide 27 - Diapositive

Waarom daar?
In de 19e eeuw kwamen de fabrieken.
Waar stonden die vaak?
  • bij havens
  • bij steenkoolvelden



Slide 28 - Diapositive

Waarom daar?
Als je zoekt naar een goede plek voor je bedrijf let je op de: vestigingsplaatsfactoren
Voorbeelden daarvan zijn:
  • dicht bij de klant
  • goede bereikbaarheid
  • een land met lage lonen


Slide 29 - Diapositive

Vestigingsplaats 
vroeger in de buurt van haven, spoorlijn, steenkoolveld

Nu (21e eeuw) anders, vaak waar lonen laag liggen of in de buurt van klanten 

Door verbeterde infrastructuur

Slide 30 - Diapositive

Dienstverlenende beroepen
De sector waarin de mensen op de foto's werken is de tertiaire sector (ook wel dienstensector).

Mensen verlenen een dienst, 

Vooral in rijke landen hebben veel mensen een baan in deze sector. 

Slide 31 - Diapositive

Dienstensector
Tertiaire  sector =Kennis wordt steeds belangrijker 

Kenniseconomie = worden door kennis moderne producten geleverd

Slide 32 - Diapositive

3/3 sectoren
Sector:
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Gericht op:
Verbouwen, produceren en opgraven van grondstoffen 
Industrie > verder produceren/bewerken voedsel of maken van auto's
Verlenen van diensten
Bedrijven
Boerderijen of oliebedrijven
Autofabrieken of voedselfabrieken 
Ziekenhuis, politie, onderwijs

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Afsluiting

Slide 35 - Diapositive

Om welke reden zijn er in de 21e eeuw meer
geschikte plekken zijn om
fabrieken te bouwen.
A
er is betere infrastructuur
B
er is meer geld
C
meer mensen spreken Engels
D
Meer landen hebben beter opgeleide mensen

Slide 36 - Quiz

Wat zijn vestigingsplaatsfactoren?
A
de mensen die invloed hebben op waar bedrijven zich vestigen.
B
omstandigheden en oorzaken die invloed hebben op waar bedrijven zich vestigen.
C
als een bedrijf op meerdere plaatsen vestigingen hebben van eenzelfde bedrijf.

Slide 37 - Quiz

dichtbij haven
dichtbij een kolenmijn
bij een spoorlijn
in een ver lagelonenland
dichtbij de klant
vestingsplaatsfactoren 19e eeuw

Slide 38 - Question de remorquage

leraar
bouwvakker
scheepsbouwer
kapper
vrachtwagenchauffeur
voorbeelden beroepen tertiaire sector

Slide 39 - Question de remorquage

vestigingsplaats-
factoren

Tertiaire
sector

dagbouw

Arbeids-
intensief

Slide 40 - Question de remorquage

Aan de slag
STAP 1
Huiswerk! 
Maken:
  • BK: bladzijde 35,36,37
  • KGT: bladzijde 38,39,40,41

Hoe?
  • Alleen
  • Vraag? Steek je vinger op
Klaar?
Goed zo!
Laat het zien aan de docent.  
Nakijken
Alles in orde maken van hoofdstuk 1 en nakijken. 

Daarna: Lezen in je leesboek

Slide 41 - Diapositive