3C - wo. 27/9/2023

3C - le 27 septembre 2023
1.                                       - is iedereen er? 
2.   Bron C : Phrases-clés
3.   Bron D : Grammaire : het bijv. nw.
4.   Taakwerk week 39
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3C - le 27 septembre 2023
1.                                       - is iedereen er? 
2.   Bron C : Phrases-clés
3.   Bron D : Grammaire : het bijv. nw.
4.   Taakwerk week 39

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

het Bijvoeglijk Naamwoord
Vorm en Plaats
van het Bijvoeglijk Naamwoord

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Vorm
Hoe ziet het bijvoeglijk naamwoord er in het Frans ook alweer uit?

Slide 5 - Diapositive

Welke vorm is goed?

Le _______ garçon.
A
petits
B
petit
C
petite
D
petites

Slide 6 - Quiz

Welke vorm is goed?

Une ________ maison.
A
belle
B
beau
C
beaux
D
belles

Slide 7 - Quiz

Welke vorm is goed?

La prof ________.
A
heureux
B
heureuse
C
heureus
D
heureuses

Slide 8 - Quiz

Welke vorm is goed?

Les ________ écoles.
A
grandes
B
grands
C
grand
D
grande

Slide 9 - Quiz

Welke vorm is goed?

Les ________ filles.
A
jeune
B
jeun
C
jeunes
D
jeuns

Slide 10 - Quiz

Welke vorm is goed?

Les pantalons _______?
A
gris
B
griss
C
grise
D
grises

Slide 11 - Quiz

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Oh là là! C’est une veste ______________________! [ vert ]

Slide 12 - Question ouverte

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

J'ai un père _____________ [sportif]

Slide 13 - Question ouverte

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Tu aimes mes chaussures (v) _____________ ? [noir]

Slide 14 - Question ouverte

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

J'ai eu une _____________ note pour la dictée d'anglais. [bon]

Slide 15 - Question ouverte

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Vous avez une _____________ maison . [beau]

Slide 16 - Question ouverte

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Elles sont des filles _____________. [sérieux]

Slide 17 - Question ouverte

Plaats
Waar moet het bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin staan?

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Diapositive

VÓÓR het zelfst. nmw. komen:
Bon - GRAND - Petit
premier - dernier - joli
jeune - VIEUX - NOUVEAU
mauvais - LONG - beau


Slide 21 - Diapositive

Wat is de juiste volgorde?
A
Une dame vieille
B
Une vieille dame

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
Les jeunes filles
B
Les filles jeunes

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
Un petit garçon
B
Un garçon petit

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
Un bleu jean
B
Un jean bleu

Slide 25 - Quiz

Maak een goede zin.
Une _______ table _______ (noir)

Slide 26 - Question ouverte

Les ________ voitures ________ (nouveau)

Slide 27 - Question ouverte

Des ________ chaussures ________ (rouge)

Slide 28 - Question ouverte

Une ________ montagne _______ (grand)

Slide 29 - Question ouverte

La ________ fois_______ (premier)

Slide 30 - Question ouverte

Les _________ filles ________ (anglais)

Slide 31 - Question ouverte

VOOR
ACHTER
joli
grand
long
dernier
jaune
hollandais
amoureux
heureux

Slide 32 - Question de remorquage

1 C'est un appartement joli

2 Ses premières chansons sont en anglais.

3 C'est un confortable hôtel.

4 Tu as une bonne idée.

5 Ici, il y a des sympas profs.

6 Elle est une jalouse fille. 

7 J'ai une petite soeur.
PLAATS van het bijvoeglijk naamwoord : Is de zin goed of fout? Sleep de ster achter de zin naar het goede vak.

Slide 33 - Question de remorquage

1 une question difficles

2 Ce gâteau est bon.

3 Je vois des filles françaises.

4 La voiture est noir.

5 Les actrices sont amusantes.

6 J'ai eu une mauvais note.

7 On a un chien gentille.
VORM van het bijvoeglijk naamwoord : Is de zin goed of fout? Sleep de ster achter de zin naar het goede vak.

Slide 34 - Question de remorquage

1 Il y a deux _____________ garçons _____________ dans la classe.        -->  

2 Vous arrivez dans une _____________ zone _____________ .                -->             

3 J'ai reçu un _____________ cadeau _____________ de ma copine.     -->  

4 Ce sont des pulls pour des _____________ hommes ____________.  -->  

5 Tu préfères les _____________ robes _____________?                             -->  

6 Fabienne est une _____________ fille _____________.                            -->  

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord : Voor of achter? Sleep het woord achter de zin naar de goed plek.
nouveaux
dangereuse
joli
vieux
bleues
jeune

Slide 35 - Question de remorquage

Eb. p. 61

Slide 36 - Diapositive

Taakwerk semaine 39
Maken: - Dossieropdracht 2: Francofolies : 3 opdrachten maken
                 - Eb. blz. 18 t/m 20: opdr. E 19 t/m 21
Leren:   - alvast leren voor het s.o. over het 1e deel van Hfd. 1: 
                    - Eb. blz. 48 : voca A en B FN/NF
                    - Eb. blz. 50:  bron C : Phrases-clés FN/NF
                    - Eb. blz. 51:  bron D: Plaats + vorm van  bijv. nw FN/NF
                  - Voca FN/NF

Slide 37 - Diapositive