H3 - toets preperation

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

H3 - toets preperation

1. Present Continuous vs Present Simple

Present simple / present continuous

Fill in the correct form of the verb

Vraag jezelf bij iedere vraag af of het gaat om nu of niet.

Gaat het om iets dat NU aan de gang is? 

Kies present continuous

Is het iets dat regelmatig gebeurt of een gewoonte is? 

Kies present simple 

Present simple or present continuous: He _____ (go) for a run every morning.

Present simple or Present continuous: Listen! __________ with his band?

1. Does Sem practise
2. Is Sem practising

present continuous or present simple
You always ... (give) such great parties.

present continuous or present simple
I ... (read) a book right now.

present continuous or present simple
Hurry! The bus .. (leave)

Present simple or Present continuous: They _______ houses quite often.

1. move
2. are moving

present continuous or present simple
I ............ English grammar. (hate)

Present simple of present continuous?

Barry __________ golf right now
(+, play)

Conjunctions

(voegwoorden)

Je gebruikt voegwoorden om zinnen, zinsdelen en woorden aan elkaar te plakken en verbanden aan te geven.

 I love Adele's music. I like her voice.

I love Adele's music, because I like her voice.

 I am tired. I am going to bed.

I am tired, so I am going to bed.

Conjunctions

(voegwoorden)

Verband tussen zinsdelen

Voegwoorden

opsomming

reden of oorzaak

gevolg

voorwaarde

keuze

and, both ... and

because, as, for, since

so

if, unless

either ... or, neither ... nor

We left early, so we were home on time.
Wat is het doel van 'so'?

1. geeft een gevolg aan
2. legt een keuze uit
3. geeft een opsomming
4. geeft een oorzaak aan

We left early = aanleiding

we were home on time = gevolg

so -> geeft gevolg aan

He failed the test despite his hard work.
Wat is het doel van 'despite'?

1. geeft een tijd aan
2. legt een keuze uit
3. geeft een voorwaarde
4. geeft een tegenstelling aan

He worked hard = positief

he failed the test = negatief

despite geeft tegenstelling aan

Maak af:
She was mad ... I stole her make-up.

My train got delayed

She is very rich. 

You can have chocolate

I didn't buy the dress

I'm late for work.

, she's not very happy.

vanilla ice cream.

I really loved it.

although

or

so

however

Mentorles- plannen

Inhoud les:

1. Plannen

2. Leerstrategieën (woordjes leren/zinnen leren)

3. Tips voor de komende tijd

Hoe plan jij??

Waar gebruik je een agenda voor en waarvoor niet?

wel!

Niet!

Verjaardag vriend(in)

Weekend

Ontbijten

Een toets

Een presentatie

Boodschappen

Shoppen

Gamen met vrienden

..... Hoe plan jij je week?