Havo 1 les 15 periode 2 oefenen droomkamer

Frans les 15 periode 2
Deze les:
-  OefenSO
- Oefenen zinnetjes droomkamer
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Frans les 15 periode 2
Deze les:
-  OefenSO
- Oefenen zinnetjes droomkamer

Slide 1 - Diapositive

Toetsen deze periode
- Inleveren opdracht droomkamer: 14 februari (volgende week zondag)
- Inleveren opdracht Outfit: 1 maart (week na de voorjaarsvakantie)
- Lees/luistertoets: 1A/1D = 1 maart. 1B= 2 maart (week na de voorjaarsvakantie)
- Grammaticatoets:  1A/1D = 9 maart. 1B = 10 maart

Slide 2 - Diapositive

Oefenen Droomkamer:
1. Zinnetjes vertalen naar Nederlands
2. Zinnetjes vertalen naar Frans.
3. Voorwerpen oefenen omschrijven.
Regels
1. Goed meedoen! Vervelend om lang te moeten wachten
2. Schrijf in je Franse schrift de dingen op die je belangrijk vindt.
3. Niet naar een andere pagina gaan!

Slide 3 - Diapositive

Sleep de juiste Franse vertalingen naar het Nederlandse woord
De stoel
Het bureau
Het tapijt
De ladekast
Het kussen (hoofdkussen voor bed
Het gordijn
De boekenplank
De (kleding)kast
Het bed
Het hoeslaken
L'armoire
Le rideau
La commode
Le lit
Het bureau
La chaise
La couette
L'oreiller
Le tapis
L'étagère

Slide 4 - Question de remorquage

Vertaal naar het Nederlands:
Dans ma chambre

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal naar het Nederlands:
Dans ma chambre il y a une armoire

Slide 6 - Question ouverte

Droomkamer oefenen
Dans ma chambre il y a une armoire
Dans ma chambre = in mijn kamer
il y a = er is/ is er/ zijn er
une armoire = een kledingkast
il y a aussi = er is ook

Slide 7 - Diapositive

Vertaal nu naar het Frans:
In mijn kamer is een bed

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal naar het Frans:
Er is ook een (hoofd)kussen

Slide 9 - Question ouverte

Maak nu zelf een zin in het Frans waarin je vertelt over 1 meubel dat in je kamer staat:

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Vertaal naar het Nederlands;
La chaise est brune

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal naar het Frans:
Het bed is zwart

Slide 13 - Question ouverte

De kleuren (Les couleurs)
Rouge - Rouge - Rouges
Orange - Orange - Oranges
Vert - Verte - Verts - Vertes
Noir - Noire- Noirs - Noires
Jaune - Jaune - Jaunes
Violet - Violette - Violets - Violettes
Blanc - Blanche - Blancs - Blanches
Bleu - Bleue- Bleus - Bleues
Gris - Grise - Gris - Grises
Brun - Brune - Bruns - Brunes
Rose - Rose - Roses

Slide 14 - Diapositive

Les adjectifs (bijvoeglijk naamwoord)
Je vertelt per meubel/voorwerp
1. Wat het is (dans ma chambre, il y a)
2. Welke kleur het is (C'est ...)
3. Je vertelt hoe het is / bijvoeglijk naamwoord
(Grand, petit, large, mince, doux, beau, nouveau, cher)

Slide 15 - Diapositive

Bekijk dit bed. Omschrijf in het Frans
1: wat het is
2. Welke kleur het is

Slide 16 - Question ouverte

Antwoord:
Dans ma chambre, il y a un lit. Le lit est brun
Dans ma chambre, il y a un lit. C'est brun.
Dans ma chambre, il y a un lit. Mon lit est brun

Slide 17 - Diapositive

Bekijk deze stoel. Omschrijf in het Frans:
1. Wat het is.
2. Welke kleur het is.

Slide 18 - Question ouverte

Antwoord
Dans ma chambre il y a une chaise. La chaise est brune et grise
Dans ma chambre il y a une chaise. C'est brune et grise.
Il y a aussi une chaise. Ma chaise est brune et grise.

Slide 19 - Diapositive