Havo 1 Frans les 14 periode 2 Werkwoord aller + futur proche + droomkamer

Frans les 14 periode 2
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Frans les 14 periode 2

Slide 1 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Project Opdracht 2 droomkamer
  • Werkwoord Aller
  • Futur Proche

Doelen:
  • Aan het eind van de les kan je het werkwoord aller + de futur proche toepassen
  • Aan het eind van de les heb je een goed beeld van hoe jij je droomkamer opdracht gaat maken

Slide 2 - Diapositive

Droomkamer voorbeeld


Voila ma chambre de rêves.
Dans ma chambre il y a un lit. Le lit est gris. Mon lit est large.
Dans ma chambre il y a un canapé. C’est blanc. Le canapé est mignon.
Il y a aussi une lampe. La lampe est noire et grise. C’est grande.
Dans ma chambre il y a des murs. Les murs sont bruns, blancs et gris. Ils sont différents
Dans ma chambre il y a une table de nuit. La table de nuit est grise. C’est petite.
Sur le lit il y a des coussins. Les coussins sont blancs et noirs. Ils sont doux.
Dans ma chambre de rêves il y a deux plantes. Elles sont vertes. Les plantes sont belles.

Slide 3 - Diapositive

Breed
Schattig 
Verschillend, Mannelijk meervoud
Zacht
Mooi, vrouwelijk meervoud
Mignon
Belle
Doux
Large
Différént

Slide 4 - Question de remorquage

Belle was vrouwelijk enkelvoud en différents was mannelijk meervoud. In welke vorm stonden de andere woorden? (Mignon, doux, large)
A
vrouwelijk enkelvoud
B
mannelijk enkelvoud
C
mannelijk meervoud
D
vrouwelijk meervoud

Slide 5 - Quiz

We gaan het hebben over het werkwoord aller.
Een paar voorbeelden aller: Allez, hop!, je vais à l'école, vas-y!
Wat is volgens jou de vertaling van Aller?

Slide 6 - Carte mentale

Aller
Écris!
Het werkwoord aller = gaan
Je vais -> Ik ga
Tu vas -> Jij gaat
Il va -> Hij gaat
Elle va -> Zij gaat
On va -> Men gaat
Nous allons - > Wij gaan
Vous allez - > Jullie gaan / u gaat
Ils vont - Zij gaan (m mv)
Elles vont -> Zij gaan (v mv)

Slide 7 - Diapositive

Ik ga
Jij gaat
Men gaat
Wij gaan
Jullie gaan / U gaat
Zij gaan
Elles vont
On va
Nous allons
Tu vas
Je vais
Vous allez

Slide 8 - Question de remorquage

Vertaal:
Het meisje gaat (het meisje = la fille)

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal:
Abel en Massimo gaan (en = et)

Slide 10 - Question ouverte

Le Futur Proche
Écris!
Futur proche = de toekomende tijd. Je zegt iets dat nog moet gebeuren.
Je gebruikt dan het werkwoord ''aller'' + het hele werkwoord.
Voorbeeld: = Je vais faire mes devoirs - Ik ga mijn huiswerk maken
Voorbeeld: = Ils ne vont pas jouer du piano - Zij gaan niet piano spelen.

Je gebruikt dus aller (vervoegd) + het hele werkwoord

Slide 11 - Diapositive

Vertaal de volgende zin naar het Nederlands:
Nous allons porter une robe

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal de volgende zin naar het Frans:
Ik ga shoppen.

Slide 13 - Question ouverte

Zelf maken:
BLZ 28 WB B / BLZ 70 TB
Exercice 31 c, d
Exercice 32 a t/m f

=
Huiswerk voor volgende les!

Slide 14 - Diapositive

Ik snap hoe je de futur proche maakt en waarvoor je het gebruikt
Ja
Bijna
Nee

Slide 15 - Sondage

Volgende les
- Afmaken Huiswerk
- Leren: Bron E + F

Slide 16 - Diapositive