Klas 1 - Chapitre 2 - Révision ABCD

Aujourd'hui
Corriger ex. 16, 17, 18
Faire ex. 19
Jeu / C&F

Le but: 
werkwoorden op -er gebruiken
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Aujourd'hui
Corriger ex. 16, 17, 18
Faire ex. 19
Jeu / C&F

Le but: 
werkwoorden op -er gebruiken

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui
Corriger ex. 16, 17, 18
Kerstbal

Le but: 
werkwoorden op -er gebruiken

Slide 2 - Diapositive

SO

Voca A et B
Phrases-clés C
Grammaire D
Avoir (uit H1)

Slide 3 - Diapositive

Fais des phrases... 
... avec les mots:
1 een hekel hebben aan + de melk
2 voor mij + een ijsje
3 eten + de kip + de frietjes

Slide 4 - Diapositive

Quiz final Chapitre 1 en 2

Slide 5 - Diapositive

Lidwoorden
Herhalingsstof Chapitre 1 (Bron D)

Slide 6 - Diapositive

een kind
A
un enfant
B
une enfant
C
l´enfant
D
un / une enfant

Slide 7 - Quiz

de voorgerechten
A
les entrées
B
l´entrées
C
des entrées
D
l´entrée´s

Slide 8 - Quiz

het water
A
l´eau (v)
B
le eau (m)
C
l´eau (m)
D
la eau (v)

Slide 9 - Quiz

De volgende woorden zijn mannelijk:
A
croissant, légume poulet, viande
B
croissant, baguette, poulet, pizza
C
croissant, dessert, viande, poisson
D
croissant, thé, fromage, lait

Slide 10 - Quiz

Avoir
Herhalingsstof Chapitre 1 (Bron D)

Slide 11 - Diapositive

Ik heb =

Slide 12 - Question ouverte

U heeft =

Slide 13 - Question ouverte

Zij (m) hebben =

Slide 14 - Question ouverte

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden op-er. 

Slide 15 - Diapositive

De stam
De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 16 - Diapositive

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 17 - Diapositive

Nous
A
dansont
B
dansons
C
dansez
D
danse

Slide 18 - Quiz

Ils
A
aiment
B
amient
C
aimez
D
aimons

Slide 19 - Quiz

Je
A
parlé
B
parlet
C
parle
D
parles

Slide 20 - Quiz

Vervoeg het werkwoord
Vous (préférer) le chocolat
A
préfère
B
préfères
C
préférons
D
préférez

Slide 21 - Quiz

Vervoeg het werkwoord
Tu (habiter)
A
habite
B
habites
C
habitons
D
habitent

Slide 22 - Quiz

Elles (aankomen) à 21h.

Slide 23 - Question ouverte

Nous (adorer) les glaces.

Slide 24 - Question ouverte

Alstublieft (als je iets geeft)
A
S'il vous plaît
B
Voilà

Slide 25 - Quiz

Vocabulaire
les mots et les phrases-cles 

Slide 26 - Diapositive

´J´ai faim et j´ai soif´ =
A
Ik heb dorst en ik heb honger
B
Ik heb zin om te eten en drinken
C
Ik heb zin om te drinken en eten
D
Ik heb honger en ik heb dorst

Slide 27 - Quiz

Ober, de rekening alstublieft =
A
Monsieur, l´addition, s´il vous plait
B
Monsieur, l´addition ´s il vous plait
C
Monsieur, l´adittion s´il vous plait
D
Monsieur, l´adittion ´s il vous plait

Slide 28 - Quiz

Ik wil graag 2 croissantjes =
(schrijf het getal 2 op in letters!)

Slide 29 - Question ouverte

Pardon, je cherche la boulangerie =
A
Het spijt me, ik zoek de bakkerij
B
Sorry, ik zoek de bakkerij
C
Het spijt me, ik zoek de slager
D
Sorry, ik zoek de slager

Slide 30 - Quiz

Ça coute
A
eet smakelijk
B
het kost
C
de korstjes
D
jij kunt

Slide 31 - Quiz

Ik neem een pizza.

Slide 32 - Question ouverte

Je voudrais une crêpe, c'est bon.

Slide 33 - Question ouverte

Vertaal: Monsieur, je ne comprends pas. Je voudrais 3 glaces et deux sandwichs.

Slide 34 - Question ouverte

Ik heb liever groente.

Slide 35 - Question ouverte

Corriger
ex. 16, 17, 18

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Fais un poster
Maak een poster over eten.

Zoek plaatjes en noteer de Franse woorden.
Gebruik de woordenlijst + ex. 12.


Slide 38 - Diapositive