werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

werkwoordspelling

Engelse werkwoorden moet je hetzelfde vervoegen als Nederlandse werkwoorden.

1. Juist
2. Onjuist

Hoe spel je Engelse werkwoorden?

1. Volgens de Nederlandse spellingsregels
2. Volgens de Engelse spellingsregels
3. Volgens aparte spellingsregels
4. Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling

1. Hij zaagd het hout..
2. Hij zaagt het hout.
3. Hij zaagdt het hout.

werkwoordspelling vt

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)

1. racte
2. racette
3. racde
4. racete

(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchtte
4. lunchdde

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (paintballen)

1. gepaintbald
2. gepaintballd

werkwoordspelling

1. Hij bediend de gasten
2. Hij bedient de gasten

werkwoordspelling

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.

werkwoordspelling

1. Hij bediend.
2. Hij bedient

werkwoordspelling (v.t.)

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

werkwoordspelling

1. Zij begeleiden de vrouw gisteren naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw gisteren naar huis .

werkwoordspelling

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).

1. Hij racte.
2. Hij racette.
3. Hij racde.
4. Hij racete.

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).

1. gesmasht
2. gesmashed
3. gesmashet
4. gesmashd

Werkwoordspelling

1. Het gebeurt vaak dat ze valt.
2. Het gebeurd vaak dat ze valt.

Werkwoordspelling

1. De jongen had al vaak niet naar zijn docent geluisterd.
2. De jongen had al vaak niet naar zijn docent geluisterd.

Engelse werkwoorden

Wij hebben (paintballen)

1. gepaintbald
2. gepaintballd

Werkwoordspelling

1. Hoe oud word je moeder morgen?
2. Hoe oud wordt je moeder morgen?

Engelse werkwoorden

Jij (stressen-tt)

1. stresst
2. strest
3. stresd
4. stressd

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tegenw. tijd!)

1. deletet
2. delet
3. deletete
4. delete

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-vt)

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchtte
4. lunchdde

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)

1. timde
2. timdde
3. timete
4. timede

werkwoordspelling

1. Hij onthoud.
2. Hij onthoudt.

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)

1. gebasketballd
2. gebasketbald

werkwoordspelling

1. Manou verstuurt een brief
2. Manou verstuurd een brief
3. Manou verstuurdt een brief

Engelse werkwoorden

Wij hebben (basketballen)

1. gebasketballd
2. gebasketbald

Engelse werkwoorden

Ik heb al die oude contacten (vdw)

1. gedelete
2. gedeleted
3. gedeletet

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)

1. deletet
2. delet
3. deletete
4. delete

werkwoordspelling

1. hij heeft de boel belazerd
2. hij heeft de boel belazert

Engelse werkwoorden spel je volgens de regels van de zwakke werkwoorden.

1. Waar
2. Niet waar

werkwoordspelling

1. Gisteren verhuisden we naar Groningen.
2. Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Welk Engels werkwoord is goed gespeld?

1. Hij relaxte
2. Hij apptte
3. Hij relaxde
4. Hij aptte

Engelse werkwoorden

Hij (timen - vt)

1. timde
2. timdde
3. timete
4. timede

Werkwoordspelling

1. Er word
2. Er wordt

Engelse werkwoorden

Hij (timen - tt)

1. time
2. timt
3. timetet
4. timet

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-verl. tijd)

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchtte
4. lunchdde

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)

1. barbecuedde
2. barbecuede
3. barbecuete
4. barbecuette

Engelse werkwoorden

Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)

1. gefreelancet
2. gefreelanct
3. gefreelanced
4. gefreelancd

Werkwoordspelling

1. Hoe oud wordt je morgen?
2. Hoe oud word je morgen?

Werkwoordspelling

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.

werkwoordspelling

1. Hij heeft de boel belazerd
2. Hij heeft de boel belazert

werkwoordspelling

1. Hij heeft de boel belazerd.
2. Hij heeft de boel belazert.

Engelse werkwoorden schrijf je net als:

1. Sterke werkwoorden
2. Zwakke werkwoorden

(Worden) jij ook gek van al die werkwoordspelling?

1. wordt
2. word

werkwoordspelling

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.