Herhaling H4 t/m H7

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Herhaling H4 t/m H7

Lesbrief Levensloop

Twee beweringen:
1. In de verzorgingsstaat speelt de overheid geen rol bij de intergenerationele solidariteit.
2. Bij volksverzekeringen is er relatief meer sprake van solidariteit dan bij werknemersverzekeringen.

1. Beide zijn goed
2. 1 is goed en 2 is fout
3. 1 is fout en 2 is goed
4. Beide zijn fout

Stel dat een pensioenfonds over een jaar een bedrag van € 1.000 moet uitkeren. Het verwachte rendement is 5%. Welk vermogen moet het fonds daarvoor op dit moment hebben?

1. € 1.005,20
2. € 950,72
3. € 952,38
4. € 995,46

Twee beweringen:
1. De relatieve toename van het aantal mensen in de leeftijd 0-20 noemen we een stijging van de grijze druk.
2. Door stijging van de grijze druk komt de AOW onder druk te staan.

1. Beide zijn goed
2. 1 is goed en 2 is fout
3. 1 is fout en 2 is goed
4. Beide zijn fout

Goed of fout?

Door een verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt de kolom 60-70 minder positief of zelfs negatief.

1. Goed
2. Fout

Welk stelsel hoort bij: de uitkeringen van 2022 worden betaald met behulp van de ingelegde premies door werkenden in 2022.

De inflatie in een land is 1,75%. De gemiddelde loonsverhoging in de cao's is 3,25%. De regering van het land heeft het plan om de ambtenarenpensioenen die nu nog waardevast zijn om te zetten in welvaartsvaste uitkeringen. Het gevolg daarvan is dat ...

1. de pensioenuitkeringen dalen en de pensioenpremies dalen.
2. de pensioenuitkeringen dalen en de pensioenpremies stijgen.
3. de pensioenuitkeringen stijgen en de pensioenpremies dalen
4. de pensioenuitkeringen stijgen en de pensioenpremies stijgen

Goed of fout?

Uit de figuur blijkt dat de overheid meer uitgeeft dan zij ontvangt.

1. Goed
2. Fout

Twee beweringen:
1. De zorgtoeslag is een voorbeeld van een voorziening op grond van het profijtbeginsel.
2. De huurtoeslag is een voorbeeld van een voorziening op grond van het draagkrachtbeginsel.

1. Beide zijn goed
2. 1 is goed en 2 is fout
3. 1 is fout en 2 is goed
4. Beide zijn fout

De CPI stijgt van 103 naar 105.
Het nominaal inkomen van Karin stijgt van € 22.000 naar € 26.400. Met hoeveel procent stijgt het reële inkomen van Karin?

1. 20,3%
2. 17,7%
3. 18,6%
4. 14,2%

Twee beweringen:
1. Als je bereid bent je consumptie uit te stellen heb je een hoge tijdsvoorkeur.
2. Mensen met een lage tijdsvoorkeur zullen bereid zijn tegen een hogere rente te lenen.

1. Beide zijn goed
2. 1 is goed en 2 is fout
3. 1 is fout en 2 is goed
4. Beide zijn fout

Twee beweringen:
1. Belasting die je betaalt over je inkomen is een stroomgrootheid.
2. De belastingschuld van Bart is een voorraadgrootheid. 167

1. Beide zijn goed
2. 1 is goed en 2 is fout
3. 1 is fout en 2 is goed
4. Beide zijn fout

Als Johan minder uren voor een taak nodig heeft dan Frans spreken we van een .... voordeel.

Twee beweringen:
1. De verzorgingsstaat zorgt via sociale premies voor sociale uitkeringen en sociale voorzieningen.
2. Bij de verzorgingsstaat zorgt wetgeving voor afgedwongen solidariteit.

1. Beide zijn goed
2. 1 is fout en 2 is goed
3. 1 is goed en 2 is fout
4. Beide zijn fout

Op welke wijze zal een meer aanvaardbare vermogensverdeling leiden tot inkomensnivellering?

1. Vermogen is een onderdeel van het inkomen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.
2. Het inkomen is een onderdeel van het vermogen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.
3. Uit vermogen ontstaat ook inkomen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.
4. Uit inkomen ontstaat ook vermogen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.

Twee beweringen:
1. Bij bedrijfspensioenen is er sprake van ruilen over de tijd.
2. De AOW wordt gefinancierd via het kapitaaldekkingsstelsel.

1. Beide zijn goed
2. 1 is goed en 2 is fout
3. 1 is fout en 2 is goed
4. Beide zijn fout