Le passé composé (met avoir) Ch 5

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1-3

LE PASSÉ COMPOSÉ 

Ken je het werkwoord avoir nog?

je

tu

il/elle

nous

vous

ils/elles

ai

as

a

avons

avez

ont

Wat is een passé composé?

De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands de V.T.T.

Oftewel: onderwerp + vorm van zijn of hebben + voltooid deelwoord.

Bijvoorbeeld: ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan

In het Frans is de passé composé (V.T.T.): 

onderwerp + vorm van avoir of être + voltooid deelwoord

De passé composé

bestaat uit 2 delen:

1: Hulpwerkwoord avoir 

2: Voltooid deelwoord

Hoe maak je een passé composé?

STAPPENSCHEMA

STAP 1

Gebruik het hulpwerkwoord avoir met de juiste vervoeging (in de juiste vorm).

Bijvoorbeeld:

Tu (regarder)... Tu as regardé

Vous (manger)... Vous avez mangé

Jean et Pierre (finir) Jean et Pierre ont fini

STAP 2

Maak het voltooid deelwoord 

Je werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats.

Bijvoorbeeld: regarder --> regarder --> regard --> regardé

Je werkwoord eindigt op -ir: haal -ir weg, zet er i voor in de plaats.

Bijvoorbeeld: finir --> finir -->fin --> fini

SAMENVATTING

1. Kies de juiste vervoeging van avoir
2. Maak zelf het voltooid deelwoord als je werkwoord op -er / -ir eindigt. 

Elle (regarder, passé composé) un film sur Netflix

1. a regardé
2. est regarder
3. est regardé
4. est regardée

Elles... (parler)
(passé composé)

1. ont parlé
2. sont parlé
3. sont parler
4. ont parlées

Tu (envoyer =verzenden, passé composé)

1. ont envoyé
2. as envoyé
3. envoyais
4. envoyait

Nous ... (choisir = kiezen, passé composé)

1. ont choisi
2. choississons
3. avons choisi
4. avons choisir

Lesdoel:
Aan het einde van de les weet je hoe je de passé composé maakt. Gelukt?