Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Vandaag
15 min - quiz
20 min - mindmap
20 min - Blauwe boekje
Slide 1 - Diapositive
Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.
Slide 2 - Quiz
Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?
A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht
Slide 3 - Quiz
De periode van 1918-1939 wordt ook wel het 'interbellum'. Wat zou interbellum beteken?
A
Na de oorlog
B
Tussen de oorlogen
C
Oorlogsvrij
D
Voor de oorlog
Slide 4 - Quiz
Wanneer was het Interbellum?
A
1914 - 1940
B
1914 - 1945
C
1918 - 1939
D
1919 - 1940
Slide 5 - Quiz
Wat was het gevolg van het Dawesplan?
A
massale werkloosheid
B
opkomst van Hitler en NSDAP
C
verbeterde economische situatie
D
hyperinflatie
Slide 6 - Quiz
Bekijk de spotprent. Wat wil de tekenaar hiermee zeggen?
A
Het Verdrag van Versailles was zo groot dat iemand er doorheen kon kruipen
B
De Duitsers zijn ternauwernood ontsnapt aan het Verdrag van Versailles
C
Het Verdrag van Versailles is mede dankzij Hitler's partij tot stand gekomen.
D
Het Verdrag van Versailles is een oorzaak van de opkomst van Hitler en zijn partij.
Slide 7 - Quiz
Wat gebeurde er met Hitler na de mislukte staatsgreep in 1923?
A
Hitler kreeg alleen een boete
B
Hitler moest de gevangenis in
C
Hitler werd verbannen naar Oostenrijk
D
Hitler kreeg een taakstraf
Slide 8 - Quiz
welke twee leiders van totalitaire regimes zijn dit?
A
Stalin en Mussolini
B
Hitler en Lenin
C
Stalin en Hitler
D
Mussolini en Hitler
Slide 9 - Quiz
Waarom was het vreemd dat Hitler en Stalin een niet-aanvalsverdrag sloten?
A
Hitler en Stalin waren beiden dictator
B
Hitler had een hekel aan communisten
C
Stalin had een hekel aan communisten
D
Hitler en Mussolini sloten een verdrag
Slide 10 - Quiz
Wat hield de machtigingswet in?
A
Dat Hitler nu mocht regeren zonder parlement
B
Dat Hitler nu het hoofd was van de regering
C
Dat Hitler partijleider werd van de NSDAP
D
Dat Hitler hoofd van het leger werd
Slide 11 - Quiz
Hoe heet de politieke partij van Hitler?
A
DAP
B
NSB
C
NSDAP
D
SS
Slide 12 - Quiz
In welk jaar wint Hitler de Duitse verkiezingen?
A
1923
B
1929
C
1930
D
1932
Slide 13 - Quiz
Wie werden 'uitgeschakeld' tijdens de Nacht van de lange messen?
A
Joden
B
Communisten
C
leden van de SA
D
leden van de SS
Slide 14 - Quiz
In welk jaar vond de Kristallnacht plaats?
A
1933
B
1935
C
1938
D
1939
Slide 15 - Quiz
Wat is collectivisatie?
A
Gezamenlijk protesteren tegen de overheid
B
Vakbonden die opkomen voor de rechten van werknemers
C
Het in staat van paraatheid brengen van het leger
D
Samenvoegen van boerenbedrijven tot een groot bedrijf
Slide 16 - Quiz
Wat hoort niet bij het begrip communisme onder Stalin?
A
Goelag
B
Vrije markteconomie
C
Terreur
D
Vijfjarenplan
Slide 17 - Quiz
Leg in eigen woorden uit waarom de communisten strafkampen en een geheime politie nodig hadden.
Slide 18 - Question ouverte
Welk begrip past hier het beste bij?
Slide 19 - Question ouverte
Wie?
A
Colijn
B
Drees
C
van Agt
D
Bolkestein
Slide 20 - Quiz
Grote vraag: Waarom volgen mensen sterke leiders?
Slide 21 - Question ouverte
Gestapo
SS
SA
Hitlerjugend
Lijfwacht en elitesoldaten van Hitler
Knokploeg van de nazi's
Jeugdorganisatie van de nazi's
Geheime Duitse politie
Slide 22 - Question de remorquage
Er voor zorgen dat iedereen dezelfde ideeën krijgt.
A
Hitlerjugend
B
Gelijkschakeling
C
Rassenleer
D
Gelijkheid
Slide 23 - Quiz
Chronologievraag: Sleep de gebeurtenissen van vroeger naar later.
Vroeger
Later
Verdrag van Versailles
Machtsovername door Adolf Hitler.
Kristallnacht
Beurskrach in de Verenigde Staten.
De Fransen bezetten het Ruhrgebied.
Slide 24 - Question de remorquage
Vraag: Welke zinnen zijn kenmerken van totalitaire samenlevingen?
Sleep de juiste antwoorden in het vak.
Totalitaire samenleving
Geen kenmerk
De bevolking leeft in angst.
Er is censuur.
Met showprocessen wordt geregeld dat er geen terreur is.
Er zijn vrije verkiezingen.
De kranten mogen schrijven wat ze willen.
Propaganda wordt zo veel mogelijk voorkomen.
Eén persoon heeft alle macht.
Slide 25 - Question de remorquage
Welk onderdeel van het nazisme is niet per definitie ook fascistisch?
A
Geweld is goed
B
Er is één sterke leider
C
Jodenhaat
D
Democratie is onzin
Slide 26 - Quiz
Wat was de bierkellerputsch
A
communistische revolutie
B
staatsgreep van Mussolini
C
staatsgreep van de nazi's
D
schoonmaken van de bierkelder
Slide 27 - Quiz
Mindmap
1. Maak een mindmap over hoofdstuk 3 (interbellum)
2. Zorg dat je alle paragrafen verwerkt
3. Verwerk alle belangrijke personen, jaartallen en begrippen
Doel: het maken van een mindmap zorgt bewezen voor een beter begrip en het onthouden van de stof