Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets maatschappijleer H3
Parlementaire democratie
Oefentoetsje par. 1-3
Slide 1 - Diapositive
Nederland is een constitutionele monarchie. Dat wil zeggen dat:
A
Nederland een koningshuis heeft waarvan de macht beperkt wordt door de Grondwet.
B
de Grondwet in Nederland door het koningshuis is opgesteld.
C
Nederland een koning heeft die boven de (Grond)wet staat.
D
Nederland een Grondwet heeft waarin de absolute macht van de koning omschreven staat.
Slide 2 - Quiz
Leg in je eigen woorden het dilemma uit tussen efficiënt politiek bestuur en de democratische wens van maximale burgerparticipatie
Slide 3 - Question ouverte
Rechtse partijen
A
zijn voor een actieve overheid.
B
willen minder strenge straffen voor misdrijven en meer investeren in duurzaamheid
C
vinden dat de overheid zo min mogelijk moet doen.
D
willen de inkomensverschillen verkleinen.
Slide 4 - Quiz
Welke partij past het beste bij een woordwolk met de volgende slogans: SCHONE ECONOMIE - AANPAK BELASTING-ONTWIJKING - EERLIJK DELEN - MINDER MARKTWERKING IN DE GEZONDHEIDSZORG
A
D66
B
GroenLinks/PvdA
C
VVD
D
PVV
Slide 5 - Quiz
Politieke partijen kun je sociaaleconomisch gezien indelen van links naar rechts. a. Plaats de volgende politieke partijen van links naar rechts: BIJ1, ChristenUnie, SP, FVD, CDA, DENK, D66, BBB en Volt. b. Welke van bovenstaande partijen kun je kosmopolitisch noemen en welke nationalistisch? Leg je antwoord uit. c. Noem een standpunt dat kenmerkend is voor de partij die jij het meest links hebt geplaatst. d. Doe hetzelfde voor de meest rechtse partij.
Slide 6 - Question ouverte
Verwerking paragrafen
Pak je boek erbij of de samenvatting van SOM. Beantwoord met behulp van je boek de vragen op de volgende slides
Slide 7 - Diapositive
Par 3.1: Wat wordt verstaan onder een 'representatieve democratie'?
Slide 8 - Question ouverte
Noem vier kenmerken van onze democratie. Leg uit waarom elk kenmerk zo belangrijk is voor het functioneren van een democratie
Slide 9 - Question ouverte
Par. 3.1: Wat is een autoritair regime?
Slide 10 - Question ouverte
Par 3.1: Noem vier kenmerken van een autoritair regime
Slide 11 - Question ouverte
Sommige dictaturen hebben net als Nederland een parlement. Toch noemen we zo’n dictatuur geen rechtsstaat. a. Waarom kan een dictatuur nooit een rechtsstaat zijn? b. Welke rol hebben de media veelal in een dictatuur? c. Op welke manier garanderen de machthebbers in een dictatuur parlementaire steun?
Slide 12 - Question ouverte
Par 3.1
Belangrijkste onderwerpen:
- Wat is een democratie? Wat is een directe en indirecte democratie? - Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een democratie?
- Wat is een autoritair regime? Wat zijn de belangrijkste kenmerken?
Slide 13 - Diapositive
Wat is een ideologie?
Slide 14 - Question ouverte
Leg uit wat de kern is van de stromingen liberalisme, socialisme en confessionalisme. Noem per stroming minimaal drie kenmerken.
Slide 15 - Question ouverte
POLITIEK LINKS
POLITIEK RECHTS
gelijkwaardigheid
Actieve overheid
Passieve overheid
Vrijheid
Slide 16 - Question de remorquage
De PVV wordt wel een populistische partij genoemd. a. Geef twee argumenten waarom de PVV als een populistische partij wordt beschouwd. b. Zijn populistische partijen altijd conservatief? Motiveer je antwoord.
Slide 17 - Question ouverte
Progressief
A
Vooruitstrevend
B
Behoudend
Slide 18 - Quiz
Welke politieke partij wordt niet als progressief gezien
A
CDA
B
GroenLinks/ PvdA
C
VOLT
D
D66
Slide 19 - Quiz
Participatie-functie
Informatie-functie
Selectie-functie
Integratie-
functie
Articulatie-functie
bundeling tot politiek programma
burgers interesseren om zelf actief te worden
kiezers komen standpunten te weten van politieke partijen
ministers zoeken en aanstellen
verwoorden wat er leeft
Slide 20 - Question de remorquage
Wat is fractiediscipline?
A
Dat fractieleden in de Tweede Kamer geen debatten mogen missen.
B
Dat Tweede Kamerleden bij afwezigheid van een debat ter verantwoording worden geroepen door de voorzitter.
C
Dat Tweede Kamerleden altijd verplicht zijn te stemmen bij een wetsvoorstel.
D
Dat fractieleden hetzelfde moeten stemmen voor een voorstel als de rest van de partij.
Slide 21 - Quiz
Een zwevende kiezer is
A
Iemand die niet stemt bij verkiezingen
B
Iemand die altijd op een christelijke partij stemt
C
Iemand die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij stemt
D
Iemand die altijd zelf ook actief is in de politiek