Argumentatie deel 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

H3 Lezen 

Argumentatie a3a

Deze les:

• uitleg  
• werken aan weektaak

Deze les:

• Uitleg
• Zelfstandig werken aan de weektaak

Leerdoelen: 

onderscheid maken tussen standpunt en argument

onderscheid maken tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten

voorkennis activeren

Overtuigende tekst -> de schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening of standpunt.

Een standpunt wordt vaak aangekondigd met een signaalwoord:

Ik vind...

Volgens mij...

Ik denk dat...

Ik ben van mening dat...

Dus...

Daarom...

wor

Een schrijver gebruikt hier vaak argumenten voor om uit te leggen waarom hij dit vindt. 

Signaalwoorden: 

• Dat blijkt uit...
• Want...
• Immers...
• Omdat...
• De reden hiervoor is...

• Mijn zakgeld moet omhoog, omdat het eten in de schoolkantine duurder is geworden.
• Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend, daarom moet het verboden worden.
• Omdat leerlingen te weinig individuele aandacht krijgen, moeten klassen kleiner worden.

Je hebt feitelijke en waarderende argumenten.

Feitelijke argumenten: 

• Kan je controleren
• Zijn waar of niet waar
• Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want die zit bij mij om de hoek.
  

Waarderende argumenten:

• Niet controleerbaar
• Over deze argumenten kan je van mening verschillen
• Normen en waarden, gevoelens, geloof of overtuiging
• vb: mobieltjes in de klas moeten verboden worden want ze zijn irritant.

Ik eet liever bij de snackbar, want die is goedkoper dan de pizzeria. 

Ik eet liever bij de pizzeria, want ik vind het personeel vriendelijker dan bij de snackbar.

Objectief of subjectief:

Maken:

weektaak: startopdracht, opdracht 1, 2, 4 en 5

Deze les:

• uitleg  
• werken aan weektaak

Deze les:

Leerdoelen: 

onderscheid maken tussen standpunt en argument

onderscheid maken tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten