TBK-week2.7

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

TBK week 2.7

Grammatik

Wiederholung

Het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

Het werkwoord sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Übersetze:
jij bent

Übersetze:
zij (enkelvoud) heeft

Übersetze:
u heeft

i

d

e

w

i

s

e

st

t

en

en

t

Was ist der Stamm von:
'kaufen'

1. kaufen
2. kaufe
3. kauf

Was ist der Stamm von:
'radeln' (=fietsen)

1. rad
2. radel
3. rade
4. radeln

Übersetze:
jij doet (= machen)

Übersetze:
hij luistert (= hören)

Welke sterke werkwoorden krijgen een klinkerverandering in de tegenwoordige tijd?

1. alle sterke werkwoorden
2. werkwoorden met a en e in de stam
3. werkwoorden met e in de stam
4. werkwoorden met e-a-i-u

Welke twee vormen veranderen er bij Duitse sterke werkwoorden met een -e of -a in de stam?

1. ich, du
2. ihr, er/sie/es
3. du, er/sie/es
4. wir, du

Vervoeg het werkwoord.
Ich sehe was, was du nicht (ziet)
> sehen

1. sehst
2. siehst
3. sihst
4. sist

Sie (leest) ein Buch.

1. lest
2. liest
3. lieset
4. list

Du (slaapt) aber sehr lang.

1. schlafst
2. schlaft
3. schläfst

Er (loopt) langsam.

1. lauft
2. laufst
3. läuft
4. läufst

Ik kan de grammatica

1. Ik snap het goed
2. Ik moet het nog leren, maar het komt goed
3. Ik snap er niets van