Oefentoets - hoofdstuk 5

Oefentoets - hoofdstuk 5
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets - hoofdstuk 5

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
- woordjes vertalen (NL-DU / DU-NL)
- grammatica vragen
-  zinnen vertalen

Slide 2 - Diapositive

Wörter aus der lernliste

Slide 3 - Diapositive

Vertaal: de wortel
A
die Kartoffeln
B
die Kartoffel
C
die Karotten
D
die Karotte

Slide 4 - Quiz

Vertaal: zoet
A
suß
B
sauer
C
süß
D
sauere

Slide 5 - Quiz

de snelhied
er is, er zijn
lekker ruiken
de specerij
echter
die Geschwindigkeit
es gibt
duften
das Gewürz
jedoch

Slide 6 - Question de remorquage

alstublieft

Slide 7 - Question ouverte

het vlees

Slide 8 - Question ouverte

nemen

Slide 9 - Question ouverte

D-N: der Lachs

Slide 10 - Question ouverte

der gute Zweck

Slide 11 - Question ouverte

Grammatik

Slide 12 - Diapositive

mein(e)
dein(e)
sein(e)
ihr(e)
unser(e)
euer (eure)
Ihr(e)
mijn
jouw, je
zijn
haar
ons, onze
jullie
hun
uw

Slide 13 - Question de remorquage

klopt het dat bij de mannelijke vorm en onzijdige vorm het bezittelijke voornaamwoord veranderd?
A
Richtig
B
Falsch

Slide 14 - Quiz

die Kinder (mv) / ............ Kinder
Welk onbepaald lidwoord past?
ein - eine - kein - keine

Slide 15 - Question ouverte

das Handy / ........... Handy
Welk onbepaald lidwoord past?
ein - eine

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal het onbepaald lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

Ich habe (geen) .................. Geschwister (mv).

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal het onbepaald lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

Das ist (een) .................. Fußball (m).

Slide 18 - Question ouverte

die Schwester / ......... Schwester
Welk onbepaald lidwoord past?
ein - eine

Slide 19 - Question ouverte

Sprachmittel

Slide 20 - Diapositive

vertaal: Neemt u mij niet kwalijk!

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal: Ik wil graag

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal: Ik vind pasta het lekkerst.

Slide 23 - Question ouverte

Vertaal: Pardon, heeft u ook taart?

Slide 24 - Question ouverte

Wat vonden jullie er van?

Slide 25 - Carte mentale

Ga proberen de oefentoets & Wiederholung te maken of ga leren

Slide 26 - Diapositive

Dit was de oefentoets van hoofdstuk 5
Gemaakt door: Fiep, Emma & Anne

Slide 27 - Diapositive

manne-
lijk
vrouwe-
lijk
onzijdig
meer-
voud
der/ ein
die/ eine
das/ ein
die/ keine

Slide 28 - Question de remorquage

Frau (v)
Mann (m)
Kind (o)
Kinder (mv)
Kombiniere die Artikel mit den Nomen
der
die
die
das
ein
ein
eine
keine

Slide 29 - Question de remorquage

Habt ihr _________ Mann (m) gesehen?
Die Polizei sucht _________ Frau (v).
Im wasser schwimmt _________ Kind (o).
_________ Eltern (mv) sind sehr streng.
_________ Hund (m) isst das Futter
ein
ein
eine
eine
ein

Slide 30 - Question de remorquage

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 31 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Was ist sein Name ?
A
Was
B
ist
C
sein
D
Name

Slide 32 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

links:
sleep het  bezittelijk voornaam-
woord
naar de 
juiste vertaling

Rechts:
Sleep de juiste uitgang naar het zelfstandig- naamwoord
mijn
haar
onze
jouw
Läden (mv)
Verkäuferin (v)
Kunde (m)

ihr

mein

dein

unser

eine

ein


Keine

Slide 34 - Question de remorquage

du
wir
hij
ich
es
Sie
ihr
wer
sie (ev)
sie (mv)
ik
jij
er
zij (ev)
het
wie
u
zij (mv)
jullie
wij

Slide 35 - Question de remorquage

Bezittelijk voornaamwoord
Kies het juiste antwoord.
onze ... Lehrerin
A
unser
B
unsere

Slide 36 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
mijn ... Vater
A
mein
B
meine

Slide 37 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
Wat is de betekenis van 'jouw'?
A
mein / meine
B
dein / deine
C
sein / seine
D
ihr / ihre

Slide 38 - Quiz

Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 39 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 40 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere

Slide 41 - Quiz