Opdracht 1
Welke van onderstaande opvattingen is niet van John Locke?
A De mens bezit vanaf zijn geboorte een onafneembaar recht op leven, vrijheid en bezit.
B De menselijke geest is bij de geboorte leeg en vult zich met kennis door waarneming en ervaring.
C Een overeenkomst tussen de mensen onderling vormt de grondslag van de staat.
D Hoewel de soevereiniteit in principe bij het volk ligt, staat het volk de macht definitief af aan
een hogere instantie om ieders rechten en bezittingen te garanderen.
Opdracht 2
Stelling 1: ‘Verlichte absolute vorsten vonden de publieke opinie minder belangrijk dan vorsten die een
strikte censuur handhaafden.’
Stelling 2: ‘Vorsten probeerden verlichte ideeën vaak tegen te houden, omdat die niet pasten bij het
droit divin.’