Spelling H5 & H6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Wat staat er op het programma?

• Allllllerlei verschillende onderdelen langs = oefenen
  voor de repetitie 
• Drie opdrachten maken
  
• Tijd over? Enquête

Zwakke & sterke werkwoorden 

• Een zwak werkwoord verandert niet van klank in de verleden tijd:  Ik werk - Ik werkte
  

• Een sterk werkwoord verandert van klank in de verleden tijd: Ik loop - ik liep

Geef een voorbeeld van een sterk werkwoord.

Maak een zin met een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord

Welke woorden met een trema ken jij?

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

1) Als je iets aankondigt

Er is slecht nieuws: de voetbalwedstrijd gaat niet door.

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

2) Als je iets opsomt

Op mijn verlanglijstje staat het volgende: een voetbal, een iPhone 7 en oorbellen.

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

3) Als er een citaat komt

Timo zei: 'Ik wil in de zomer graag op vakantie.'

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

1) Als je iets aankondigt

2) Als je iets opsomt

3) Als er een citaat komt

Wanneer gebruik je de komma?

1 Tussen twee werkwoorden van verschillende zinnen.

                    'Als wij daar heen gaan, komen er vast meer mensen.'

2 Tusen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.

         HIER WEL:      'Een dag langer weekend is leuk, relaxt, fijn en ontspannen!'
         HIER NIET:      'Een bijzonder goede taaltaak heb je gemaakt!'

3 Tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

                     'Je kunt kiezen uit Nederlands, Aardrijkskunde, Duits en Engels of
                                                  Economie, Verzorging, Biologie en Gym.'

Wanneer gebruik je de komma?

4 Voor een signaalwoord (want, maar etc.)

              Het lijkt me leuk, maar helaas kan ik niet komen.
              Ik ga met je mee, zodra ik Henk afgebeld heb.

5 Na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

          Tjonge zeg, dat is niet zo mooi.

          Jan, mag ik je wat vragen?

          Dat zei ik net, sufferd!

Er zijn verschillende verhaalsoorten / genres. Welke ken jij?

Hoe maakt een schrijver een
boek/film spannend?

Weet je het nog?
Het boek ..... op tafel ligt is van mij.
Het-woorden verwijs je met ....

1. die
2. wat
3. dat
4. deze

Verwijzen doe je zo:

die                                de - woorden                                de hond die

dat                               het - woorden                               het hondje dat

wat                              vergrotende trap                          het laatste wat 

                                      iets onbepaalds/ "vaags"         iets wat jij krijgt

                                      verwijzen naar een zin

                                                 (ik ga iets zeggen wat je nooit vergeet)

Verwijzen in een zin
is echt het allermooiste .......... er is.

Het compliment ...... jij gisteren kreeg, was helemaal terecht!

1. die
2. deze
3. dat
4. wat

De meeste tieners .... gek zijn op bananen, zien een beetje geel

1. die
2. deze
3. dat
4. wat

Als jij jarig bent, ..... nog wel even duurt, trakteer je zeker wel?!

1. die
2. deze
3. dat
4. wat

Ik heb een tante ________ ik goed
kan praten.

PERSONEN

met wie

op wie

aan wie

tegen wie

DINGEN/DIEREN

waarmee

waarop

waaraan

waartegen

Welke onderdelen vind je lastig?

Aan het werk!

• Maak in H6 op bladzijde 232 opdracht 5, 6 en 8.
  
  
• De volgorde van de opdrachten mag je zelf bepalen
  
  
• Zelfstandig of in tweetallen.
  

Evalueren op de les

Terugblik op de les

Huiswerk: H6 [blz. 232] opdracht 5, 6 en 8

Neem de volgende keer je werkboek mee!