B1M1 - Het zelfstandige naamwoord (herhaling lagere school)

Haal de zelfstandige naamwoorden uit deze zin:
September is een echte startmaand.
A
is - een
B
echte - startmaand
C
september - echte
D
september - startmaand
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Haal de zelfstandige naamwoorden uit deze zin:
September is een echte startmaand.
A
is - een
B
echte - startmaand
C
september - echte
D
september - startmaand

Slide 1 - Quiz

Haal de zelfstandige naamwoorden uit deze zin:
Zowel de ervaren sporter als beginnende kleuter begint ietwat nerveus aan de eerste trainingen of eerste schooldag.
A
ervaren - beginnende - nerveus - eerste
B
sporter - kleuter - trainingen - schooldag
C
de - als - ietwat - aan - of
D
begint

Slide 2 - Quiz

Haal de eigennamen uit deze tekst:
Onlangs werden de 100 beste ijssalons ter wereld verkozen. In die top 100 staat ook een Bornems ijssalon te pronken. De eer gaat naar Wim Van Houcke met het ijssalon Den Hof van Aline in Mariekerke. Op de gezellige plek langs de Schelde kan je genieten van de rust met een ijsje.

Slide 3 - Question ouverte

Het zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat naar iets zelfstandigs verwijst.
Het gaat om dieren, mensen, dingen, plaatsen en (eigen)namen.


Slide 4 - Diapositive

Hoe zoek ik een zelfstandig naamwoord?
1) Zoek naar dieren, mensen, dingen, plaatsen en namen.
2) Zet er een lidwoord voor (de of het).
3) Maak er een verkleinwoord van.
4) Zet de woorden in het meervoud of het enkelvoud.

Slide 5 - Diapositive

Jouw beurt!
Boon 1 Module 1 p. 12 oef. 10:
  • Markeer de zelfstandige naamwoorden.
  • Omcirkel de eigennamen.

Slide 6 - Diapositive

Het verkleinwoord
Een verkleinwoord is een afleiding van een zelfstandig naamwoord met een achtervoegsel -je.
          bos - bosje, kaart - kaartje, hond - hondje
Vormvarianten:
  • achtervoegsel -tje: steen - steentje
  • achtervoegsel -pje: boom - boompje
  • achtervoegsel -etje: jongen - jongetje
  • achtervoegsel -kje: ketting - kettinkje

Slide 7 - Diapositive

Jouw beurt!
Boon 1 Module 1 p. 13:
  • oef. 11
  • oef. 12

Slide 8 - Diapositive

Het getal van een zelfstandig naamwoord
Het getal  van een zelfstandig naamwoord wijst op het onderscheid tussen enkelvoud en meervoud.
Zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud.

Slide 9 - Diapositive

Hoe vorm ik de meervoudsvorm?
 1) Ik schrijf de regelmatige meervoudsvorm zoals ik die uitspreek: met de uitgang (-en, -n, -s) aan het woord vast. Ik pas de spellingregels voor open en gesloten lettergrepen toe. 
hand - handen, boom - bomen
2) Ik gebruik een apostrof voor de meervouds-s als het 
grondwoord eindigt op een lange klinker die ik met één
letterteken en zonder accent schrijf.
oma - oma's, auto - auto's

Slide 10 - Diapositive

Wat is het meervoud van
'taart'?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het meervoud van 'meisje'?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het meervoud van
'schaap'?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het meervoud van 'kind'?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het meervoud van
'vrachtwagen'?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het meervoud van
'auto'?

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het meervoud van 'lip'?

Slide 17 - Question ouverte

Jouw beurt!
Boon 1 Module 1:
  • p. 14 oef. 13
  • p. 15 oef. 14

Slide 18 - Diapositive