Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Textiel
Slide 1 - Diapositive
Wat leer je in deze bijeenkomst?
Wat betekent textiel
Wat voor soorten etiketten zijn er
Etiketten lezen
Was voorbereiden en sorteren
Slide 2 - Diapositive
Waar wordt textiel van gemaakt?
Textiel kan gemaakt worden van verschillende materialen, dit noemen we grondstoffen.
Deze zijn te verdelen in :
Natuurlijke grondstoffen
Kunstmatige grondstoffen
Slide 3 - Diapositive
Natuurlijke grondstoffen
Dit zijn materialen uit de natuur. Deze kunnen we in twee groepen verdelen.
Plantaardig (katoen van een katoenplant, linnen van een vlasplant)
Dierlijk (wol van een schaap, zijde van een rups)
Slide 4 - Diapositive
Kunstmatige grondstoffen
Deze worden in een fabriek gemaakt. We noemen dit ook wel synthetische grondstoffen. Ze zijn goedkoper dan natuurlijke materialen.
Viscose
Polyester
Slide 5 - Diapositive
Natuurlijke grondstoffen
Kunstmatige grondstoffen
Polyester
Wol
Linnen
Viscose
Zijde
Katoen
Slide 6 - Question de remorquage
Wat voor soorten etiketten zijn er?
Voordat je gaat wassen sorteer je de was. Je sorteert de was op kleur en materiaal. Bij het sorteren van de was kijk je naar de etiketten. In ieder textielproduct zitten 2 soorten etiketten.
Samenstellingsetiket
Behandelingsetiket
Slide 7 - Diapositive
Samenstellingsetiket
Op het samenstellingsetiket vind je van welk materiaal het product gemaakt is. Dit etiket bestaat uit getallen en woorden.
Slide 8 - Diapositive
Behandelingsetiket
Op het behandelingsetiket vind je hoe je het product moet wassen, strijken, drogen en reinigen. Dit etiket bestaat uit symbolen.
Slide 9 - Diapositive
Het behandelingsetiket
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Noem de 2 soorten etiketten
Slide 12 - Question ouverte
Waar staat dit symbool voor?
A
Strijken op hoge temperatuur
B
Strijken op lage temperatuur
C
Niet strijken
D
Drogen
Slide 13 - Quiz
Wat geeft dit symbool aan?
A
Op 30 graden wassen
B
Met de hand wassen
C
30 minuten wassen
D
30 graden wassen met een speciale wasbehandeling
Slide 14 - Quiz
Wat betekend dit symbool?
A
Liggend drogen
B
Drogen op de hoogste stand
C
Niet in droger drogen
D
Drogen op de laagste stand
Slide 15 - Quiz
Was voorbereiden en sorteren
Voordat je kunt gaan wassen bereid je de was goed voor. Voorwerpen zoals papieren doekjes, munten en pennen kunnen de kleding en de wasmachine beschadigen. Let bij de voorbereiding op het volgende:
Slide 16 - Diapositive
Maak alle zakken leeg
Sluit knopen en ritsen
Rol opgestroopte mouwen af
Keer spijkerbroeken en truien binnenstebuiten
Keer T-shirts met een opdruk binnenstebuiten
Slide 17 - Diapositive
Sorteren van de was op kleur
Bij het sorteren van de was op kleur maak je 3 stapels.
Witte was: wit of licht gekleurd wasgoed
Bonte was: gekleurd wasgoed
Donkere was: zwart, donkerblauw of grijs wasgoed
Slide 18 - Diapositive
Witte was
Bonte was
Donkere was
Slide 19 - Question de remorquage
Sorteer op materiaal
Iedere stof moet op een andere manier gewassen worden. Je legt de textielproducten die je niet heet mag wassen of met de hand moet wassen op een aparte stapel.
Dit noem je: fijn wasgoed.
Slide 20 - Diapositive
Noem een voorbeeld van een textielproduct die jij op de stapel fijn wasgoed zou leggen.
Slide 21 - Question ouverte
Sorteer op temperatuur
Een hoge temperatuur zorgt ervoor dat bacteriën dood gaan, maar kan er ook voor zorgen dat het wasgoed krimpt. Wassen op een lagere temperatuur is beter voor het milieu. Je leest op het behandelingsetiket op hoeveel graden je het product mag wassen.
Slide 22 - Diapositive
Algemene regels voor de temperatuur zijn:
90 graden (besmet wasgoed door bv bloed of urine)
60 graden (beddengoed, handdoeken, theedoeken, sportkleding en ondergoed)
30-40 graden (shirts, overhemden, broeken, truien, jurken en rokken)
Slide 23 - Diapositive
Noem een voordeel van het wassen op hoge temperatuur.
Slide 24 - Question ouverte
Noem een voordeel van het wassen op lage temperatuur.