Spreekwoorden en gezegdes

spreekwoorden en gezegdes
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

spreekwoorden en gezegdes

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
"Wat de boer niet kent dat....."
Vul aan.
Hoe noem je zulke uitspraken ook al weer?
Wat betekent bovenstaande uitspraak?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Welke spreekwoorden en gezegden herkende je?

Slide 4 - Question ouverte

Welke spreekwoorden ken je zelf nog meer?

Slide 5 - Carte mentale

We gebruiken spreekwoorden en gezegden om iets duidelijk te maken in een soort woordgrapje.
We zeggen iets dat niet letterlijk bedoeld is, maar figuurlijk. 
bv: Een open deur intrappen. Dit kan niet letterlijk. Hier wordt bedoeld dat er onnodig moeite wordt gedaan.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wat betekent "De hond in de pot vinden?"
A
Ik vind het eten vies
B
Thuis komen en alles is al op
C
Iets kwijt zijn en op gekke plaatsen zoeken
D
De hond in de pot is een recept uit China

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Wat betekent "Je vingers erbij aflikken"
A
Streng op iemand letten
B
Honger hebben
C
Iets heel graag lusten
D
Niet weten hoe iets moet

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Wat is de betekenis van "Boontje komt om zijn loontje?"
A
Iemand wil meer geld
B
Hij wil alles zelf doen
C
Hij kan er niks aan doen
D
Eigen schuld, dikke bult

Slide 12 - Quiz

Wat betekent:
Het is weer koek en ei tussen hen.
A
Ze hebben ruzie
B
Ze gaan samen koken
C
Ze zijn verliefd
D
De ruzie is voorbij, ze zijn weer vrienden

Slide 13 - Quiz

Het zelf doen
Schijnheilig
In de war zijn
Heilig boontje

Slide 14 - Question de remorquage

Muil + Peer= Muilpeer
Muilpeer= Een klap in het gezicht
Grappige samenstellingen

Slide 15 - Diapositive

Wat is een oorvijg?
A
Een klap
B
Een sieraad
C
Een fruitsoort
D
Een beestje dat in oren kruipt

Slide 16 - Quiz

Wat is komkommertijd?
A
Tijd voor een tussendoortje
B
Dan worden ze geoogst
C
Periode van weinig nieuws
D
In augustus als de komkommers goedkoper zijn

Slide 17 - Quiz

Krentenweger

Slide 18 - Diapositive

Wat is een krentenweger
A
Een oude weegschaal
B
Een beroep van vroeger
C
Een beroep van vroeger
D
Een gierig persoon

Slide 19 - Quiz

Wat is een oogappel?
A
Favoriet/lieveling
B
Een blauw oog
C
Het kompres dat je op een blauw oog doet
D
Een appelsoort

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

spreekwoorden / uitdrukkingen
Spreekwoorden en uitdrukkingen = 
 zinnen of woorden met  een speciale betekenis.

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. (spreekwoord)

Lida maakt van een mug een olifant. (uitdrukking)

Slide 22 - Diapositive

Spreekwoorden
De hond in de pot vinden

Dit betekent niet echt dat er een hond in de pot zit. 
Het  betekent: je bent te laat voor het eten en alles is op.

--> figuurlijk taalgebruik

Slide 23 - Diapositive

ND 14-1-2021
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn nog heel actueel.

Slide 24 - Diapositive

Uitdrukkingen hebben een ........ betekenis.
A
figuurlijke
B
letterlijke

Slide 25 - Quiz


Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • de baard in de keel krijgen
  • geld moet rollen
  • over zijn woorden struikelen
  • in de put zitten

uitdrukkingen en spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!
Hoe zoek je ze op in het woordenboek?

Slide 26 - Diapositive

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 27 - Quiz

Ik heb een zere keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 28 - Quiz

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 29 - Quiz

Mijn broer krijgt de baard in de keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 30 - Quiz

De vakantie is in kannen en ....
A
pannen
B
vazen
C
kruiken
D
potten

Slide 31 - Quiz

Die opmerking van jou raakt kant noch ............
A
verstand
B
land
C
wal
D
schip

Slide 32 - Quiz

In het paleis was het allemaal pracht en ................
A
macht
B
goud
C
praal
D
zilver

Slide 33 - Quiz

Hij groeide op voor galg en ...
A
rad
B
molen
C
wagen
D
wiel

Slide 34 - Quiz

Onkruid vergaat niet. 
Dat is hem een doorn in het oog.

De bloemetjes buiten zetten.
Als een donderslag bij heldere hemel. 
Slechte mensen leven doorgaans het langst
Dat stoort hem erg.
Veel plezier maken.
Een ongename verassing.

Slide 35 - Question de remorquage

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive


  • Kies 2 spreekwoorden uit. In deze lesson up staat een site met heel veel spreekwoorden. Je mag er ook zelf één bedenken. 
  • Beeld deze spreekwoorden uit. Je kunt hiervoor lego/playmobil gebruiken. Of vraag een familielid om hulp, zodat jij iets kunt uitbeelden. Je mag het ook tekenen of plakken/knippen.
  • Maak een foto.
  • Lever 2 foto's in met het uitgewerkte spreekwoord. Schrijf de betekenis erbij.
  • Zoek de betekenis van het spreekwoord of de uitdrukking op.
  • Weet je de betekenis van een spreekwoord niet? Zoek het op! www.spreekwoord.nl



Klaar? Ga lezen uit je boek of een tijdschrift. 


Opdracht

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Lien