V1 Grammatica 22 lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom V1AT

Programma

1. Forms invullen
2. 10 minuten lezen
3. Huiswerkopdracht(en) bespreken
4. Terugblik vorige lessen
5. Grammatica 22: lijdend voorwerp
6. Afsluiting en vooruitblik

10 minuten lezen

maken.wikiwijs.nl

Werkwoordelijk gezegde?

Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.

1. ik
2. kan
3. benoemen
4. kan benoemen

Welke uitspraak is niet waar?
1. Hulpwerkwoorden komen niet zelfstandig voor.
2. Er staat altijd een hulpwerkwoord in de zin.
3. Hulpwerkwoorden helpen de zin een bepaalde tijd (tt/vt) te zetten.
4. Hulpwerkwoorden helpen de zin in een bepaalde vorm (bedrijvend/lijdend) te zetten.

1. uitspraak 1
2. uitspraak 2
3. uitspraak 3
4. uitspraak 4

Welke uitspraak is niet waar?
1. Een zelfstandig werkwoord zegt wat het onderwerp doet.
2. Er kunnen meerdere zelfstandig werkwoorden in de zin staan.
3. Als er één werkwoord in de zin staat, is dat altijd een zelfstandig werkwoord.
4. Er kan altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin staan.

1. uitspraak 1
2. uitspraak 2
3. uitspraak 3
4. uitspraak 4

De fiets wordt gemaakt.

wordt = ?

1. zww
2. hww

De fiets wordt gemaakt.

gemaakt = ?

1. zww
2. hww

Grammatica 22: lijdend voorwerp

Doel: Je leert wat het lijdend voorwerp is en je leert het lijdend voorwerp in een zin herkennen.

Wat is een lijdend voorwerp?

1. iets dat nodig is voor de handeling uit de zin
2. iets of iemand die de handeling uitvoert
3. iemand die iets zegt
4. het lijdend voorwerp bestaat niet

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden in een zin?

1. Wie/wat + gezegde?
2. Aan/voor wie + gezegde + onderwerp?
3. Wat/wie + gezegde + onderwerp?

Wat kan GEEN lijdend voorwerp zijn?

1. De kat met het gebroken pootje
2. de pan met tomatensoep
3. in de tuin van de buren
4. wij

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Jij kan het lijdend voorwerp in die zin vinden.

1. jij
2. het lijdend voorwerp
3. in die zin
4. kan vinden

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Ik eet elke dag een taartje.

1. Ik
2. eet
3. elke dag
4. een taartje

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Wij zien de man lopen.

1. Wij
2. zien
3. de man
4. lopen

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

De piloot hoorde het gear-down signaal net op tijd.

1. De piloot
2. hoorde
3. het gear-down signaal
4. net op tijd

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Máxima doet iets voor het kunstonderwijs.

1. iets
2. doet
3. Máxima
4. voor het kunstonderwijs

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Zij ziet hem.

1. Zij
2. ziet
3. hem

Opdracht maken

• Maak opdracht 1 op pagina 91 van je boek. 
• Jullie krijgen voor deze opdracht 15 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden.
• Je werkt alleen en in stilte.
• Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.

Opdracht 1 nakijken

a het verkeer

b het eerste mopshondencafé van Nederland

c drie zware operaties

d extra vrouwentoiletten

e bijna 9000 euro

f zijn handen

g flyers

h een aanval van een witte haai

i Eftelingmuziek

j zes flitspalen

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Boris eet graag knapperige, gerookte varkensoren.

1. Boris
2. eet
3. graag
4. knapperige, gerookte varkensoren

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Een appel wordt door mij gegeten.

1. Een appel
2. wordt
3. door mij
4. gegeten

Afsluiting en vooruitblik

Volgende les: donderdag 22 december

• Huiswerk: maken opdr. 2 (p. 91) + leren theorie p. 86, 88 en 90
• Meenemen: schrift en pen
• Programma: spreekvaardigheid  + iets leuks