Woordenschat H1: woordraadstrategieën

Na deze les weten jullie:
- Hoe je  woordraadstrategieën gebruikt om de betekenis van een onbekend woord te vinden.


1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Na deze les weten jullie:
- Hoe je  woordraadstrategieën gebruikt om de betekenis van een onbekend woord te vinden.


Slide 1 - Diapositive

Filmpje


Bekijk het filmpje over

woordraadstrategiën

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

SYNONIEM

Een synoniem is een woord dat wat betreft betekenis (ongeveer) gelijk is aan een of meer andere woorden.

Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

OMSCHRIJVING

Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.


Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.



Slide 7 - Diapositive

OMSCHRIJVING - voorbeelden


journalist = iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit -=alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 8 - Diapositive

VOORBEELD

Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen.

Door een voorbeeld in een tekst weet je meteen wat de schrijver bedoeld.


Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.



Slide 9 - Diapositive

VOORBEELD

Voorbeelden zijn te herkennen aan woorden als:

bijvoorbeeld, zo is er...., zoals, denk maar aan, neem, zo.


Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad.



Slide 10 - Diapositive

TEGENSTELLING

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

BEKEND WOORDDEEL

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.


- samenstellingen

- woorden met voorvoegsel

- woorden met achtervoegsel


Slide 14 - Diapositive

WOORDENBOEK

Wanneer het niet lukt om op één van de genoemde manieren de betekenis van een onbekend woord te vinden,

zoek je (een deel) van het woord op in het woordenboek.


Kies dan wel de betekenis die bij de tekst past!

Slide 15 - Diapositive

BEKEND WOORDDEEL - voorbeeld


- samenstellingen: vleesvervanger. Je kent de woorden vlees en vervanger. Je kunt raden wat vleesvervanger betekent.

- woorden met voorvoegsel: ongezond. On betekent niet, dus ongezond betekent niet gezond.

- woorden met achtervoegsel: gevoelloos. -loos is hetzelfde als zonder. Gevoelloos betekent zonder gevoel.


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Nogmaals het doel van de les:
Welke strategieën zijn er?
- synoniemen
- omschrijving
- voorbeeld
- tegenstelling
- bekend woorddeel

Slide 19 - Diapositive

Even checken.

Wie vertelt mij in het kort, wat ik zojuist heb verteld?

Geen vingers! Ik geef de beurt aan ......................................

Slide 20 - Diapositive

Nu zelfstandig aan de slag

Wat nu?

 Nogmaals doorlezen theorie blz. 23


Opdrachten maken  1-2-3-4 individueel blz. 23-25


Bespreken opdrachten en evaluatie van de les






Slide 21 - Diapositive

Aan de slag

Slide 22 - Diapositive

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd

Wat moet je onthouden, is belangrijk?
 
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?



Slide 23 - Diapositive