(hij, hem, het, zijn, zij, ze, haar, hen, hun, deze, die, dit, dat) Toen de directie … medewerkers toesprak, gaf … toe niet te weten of … de laatste keer zou zijn.
A
zijn, zij, deze
B
haar, zij, dit
C
haar, hij, dit
D
zijn, het, het
Slide 9 - Quiz
Moeten de boeren … veestapel halveren vanwege de stikstofcrisis?
Slide 10 - Question ouverte
(hij, hem, het, zijn, zij, ze, haar, hen, hun, deze, die, dit, dat) Zou de misdadiger … uit de tbs-kliniek is ontsnapt, gevaarlijk zijn?
A
hem
B
dat
C
die
D
hij
Slide 11 - Quiz
(hij, hem, het, zijn, zij, ze, haar, hen, hun, deze, die, dit, dat) Het theater moet … deuren sluiten en … gaat daarom bijna failliet.