- Kunnen uitleggen waarom gassen bij gelijk aantal mol een gelijk volume hebben = molair volume
- Kunnen rekenen met molair volume Vm
- Significantie kennen en toepassen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
3.5 Rekenen aan gassen
Leerdoelen:
- Kunnen uitleggen waarom gassen bij gelijk aantal mol een gelijk volume hebben = molair volume
- Kunnen rekenen met molair volume Vm
- Significantie kennen en toepassen
Slide 1 - Diapositive
3.5 Rekenen aan gassen
Slide 2 - Diapositive
Herhaling Massa & mol
Slide 3 - Diapositive
Molaire massa
De massa van 1 molecuul in u = de massa van 1 mol in g
De massa van 1 molecuul NH3 = 17,03 u
De massa van 1 mol NH3 = 17,03 g
Molaire massa (M) = de massa van 1 mol stof in g/mol
Slide 4 - Diapositive
Blokschema chemisch rekenen
Mm = Molaire Massa in g/mol n = aantal mol m = massa in gram NA = constante van Avogadro.
Rekenen in formuletaal:
M = m / n
m = M x n
n = m / M
Slide 5 - Diapositive
Rekenschema
Slide 6 - Diapositive
Herhaling Dichtheid
Slide 7 - Diapositive
Significantie
Hoe nauwkeurig iets is, noem je de significantie
Significantie gaat over hoe nauwkeurig je meet
Hoe nauwkeuriger je meet, hoe preciezer je uitkomst
Slide 8 - Diapositive
Wat zijn significante cijfers
Het aantal significante cijfers van een meetwaarde is de hoeveelheid getallen van deze meetwaarde
Nullen aan het begin van een getal zijn geen significante cijfers
Nullen aan het einde van een getal zijn wel significante cijfers
Slide 9 - Diapositive
Vermenigvuldigen/delen
Bij vermenigvuldigen en/of delen van meetwaarden moet je het antwoord in net zo veel significante cijfers geven als de kleinste hoeveelheid significante cijfers uit die berekening.
Slide 10 - Diapositive
Optellen / Aftrekken
Bij optellen en/of aftrekken van meetwaarden moet je het antwoord zoveel cijfers achter de komma geven als de kleinste hoeveelheid decimalen van de meetwaarden uit de berekening
Slide 11 - Diapositive
Tussenantwoorden
Tussenantwoorden schrijf je met één significant cijfer meer als het eind antwoord. Zo voorkom je tijdens een langere berekening afrondfouten en ‘genereer’ je ook geen nauwkeurigheid
Slide 12 - Diapositive
Molaire volume
- Volume bij gassen werkt iets anders dan volume bij vloeistoffen
Bij vloeistof gebruik je dichtheid ! Zie Binas
Bij gassen gebruik je molair volume !
Slide 13 - Diapositive
Molair volume
Bij dezelfde temperatuur en dezelfde druk, heeft 1 mol van elk gas hetzelfde volume
Dit volume noemt men het molair volume (Vm)
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Molair volume (Vm)
Gassen hebben een vast volume bij vaste temperatuur en druk.
Slide 16 - Diapositive
Rekenschema
Vm = 24,5 dm3/mol
Slide 17 - Diapositive
Rekenschema
In formuletaal:
Vm = V / n
V = Vm x n
n = V / Vm
Vm = 24,5 dm3 / mol
Slide 18 - Diapositive
Oefenopgaven
Chemisch Rekenen
Slide 19 - Diapositive
Onder bepaalde omstandigheden is het volume van een mol gas 24,5 dm3/mol. Hoeveel liter neemt 2,5 mol stikstofgas in? En hoeveel liter neemt 2,5 mol CO2 in?
Tekst
Slide 20 - Question ouverte
We hebben 5,6 dm³ AsH₃ gas. Hoeveel deeltjes zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 23,2 dm³/mol.
Slide 21 - Question ouverte
We hebben 5,6 dm³ AsH₃ gas. Hoeveel deeltjes zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 23,2 dm³/mol.
A
1,5 * 10²³
B
4,0 * 10⁻²⁵
C
7.8 * 10²⁵
D
2.2 * 10⁻²²
Slide 22 - Quiz
We hebben 5,8 gram AsH₃ gas. Hoeveel dm³ zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 24,0 dm³/mol.
Slide 23 - Question ouverte
We hebben 5,8 gram AsH₃ gas. Hoeveel dm³ zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 24,0 dm³/mol.
A
1,1 * 10⁴
B
1,8
C
1,9 * 10
D
3,1 * 10³
Slide 24 - Quiz
We hebben 2,3 * 10²⁵ deeltjes O₃ gas. Hoeveel dm³ zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 22,1 dm³/mol.
Slide 25 - Question ouverte
We hebben 2,3 * 10²⁵ deeltjes O₃ gas. Hoeveel dm³ zijn dit? Ga uit van een molair gasvolume van 22,1 dm³/mol.
A
1,7
B
3,1 *10⁵⁰
C
8,4 *10²
D
6,3 * 10⁴⁷
Slide 26 - Quiz
We hebben 5,23 m³ O₃ gas. Hoeveel gram is dit? Ga uit van een molair gasvolume van 2,1 * 10⁻² m³/mol.
Slide 27 - Question ouverte
We hebben 5,23 m³ O₃ gas. Hoeveel gram is dit? Ga uit van een molair gasvolume van 2,1 * 10⁻² m³/mol.