2(A)HA 4-3 feesttenten plus v.d.

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd toepassen

Slide 2 - Diapositive

Agenda
Buch Seite 114 groen vakje
uitlegfilm kijken
lesson up
opdrachten
afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Stappenplan ww t.t.
1. stam van ww vormen: ww-en
b. v.: spielen = spiel
2. IDEWIS: welk persoonlijk voornaamwoord?
3. uitgang toevoegen (fe)esttenten

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

persoonlijk voornaamwoord
                       ich (ik)
D                       du (jij)
                      er/sie/es (hij, zij, het)
W                       wir (wij)
                         ihr (jullie)
S                        Sie/sie (zij, u)

Slide 6 - Diapositive

Hoofdregel (fe)esttenten
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Ik snap dit onderwerp!
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Sondage

Aufgaben
Seite 115
Hilfe: Seite 114

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 
stam + t.
fotografieren Was hast du fotografiert?




Slide 15 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door: 
stam + t
versorgen. Er hat die Katze versorgt
besuchen Wir haben das Kino besucht

Slide 16 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden 
In de Lernliste staat dan ook het voltooid deelwoord. Dit moet je ook leren.
Bijvoorbeeld:
beschrijven – beschreven = beschreiben – beschrieben
zwemmen – gezwommen = schwimmen – geschwommen
vreten – gevreten =  fressen – gefressen


Slide 17 - Diapositive

Welke werkwoorden heb je nodig om het voltooid deelwoord te vormen?
A
haben
B
gehen
C
hören
D
sein

Slide 18 - Quiz

Hoe vorm je her voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden?
A
ge + stam + d
B
ge + stam + t
C
ge + stam + en
D
ge + stam + te

Slide 19 - Quiz

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren?

Slide 20 - Question ouverte

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver-?

Slide 21 - Question ouverte

v. d. van sterke werkwoorden moet je leren (staan in de Lernliste). Noem 3!

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Diapositive