NEDERLANDS HH jaar 2 blok 1 les 6

NEDERLANDS JAAR 2
BLOK 1
LES 6
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

NEDERLANDS JAAR 2
BLOK 1
LES 6

Slide 1 - Diapositive

VORIGE WEEK...

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Juliette ........  de prijs elk jaar een beetje.
A
verlaagd
B
verlaagt
C
verlaagdt

Slide 5 - Quiz

Jelle heeft veel hits ... .
A
geproduceert
B
geproduceerd

Slide 6 - Quiz

... Petra ... door Ramon?
A
Word - vereerd
B
Word - vereert
C
Wordt - vereerd
D
Wordt - vereert

Slide 7 - Quiz

... Alan dat ook? Wat ... jij?
A
Vind-vind
B
Vindt-vindt
C
Vind-vindt
D
Vindt-vind

Slide 8 - Quiz

De les van Ivo .... je bezig.
A
houdt
B
houd

Slide 9 - Quiz

Laatste vraag:
Ableton is ... tijdens de les.
A
gecrashed
B
gecrasht
C
gecrashd

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

TEST JE NIVEAU: WERKWOORDSPELLING

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/werkwoordspelling-welk-referentieniveau-behaal-jij/

Slide 13 - Diapositive

BETER SPELLEN

- Ga naar https://www.beterspellen.nl.
- Log in (of meld je eerst aan als je nog geen deelnemer bent bij Beter Spellen).
- Kies in het menu: Dagelijkse test, Groepen.
- Klik op 'Sluit aan'.
- Vul deze toegangscode in: BSCRrmMs6gMPyvs​
- Vul de naam in waarmee je in deze groep wilt meedoen (een unieke naam die nog niet in de groep bestaat).
- Klik op 'Ik doe mee'

Slide 14 - Diapositive

HOOFDLETTERS
&
INTERPUNCTIE

Slide 15 - Diapositive

Gebruik een hoofdletter bij (1):
* begin van een zin (Het begin van de zin was mooi.);
* begin van directe rede (Hij zei: "Het begin van de zin is mooi.");
* adressering en aanhef 

Geachte heer,

Mijn naam is De Beer.

Slide 16 - Diapositive

Gebruik een hoofdletter bij (2):
* namen van instellingen (Raad van State, Tweede Kamer);
* naam voor een heilig persoon of een heilig begrip (Allah, Bijbel);
* familienamen, voornamen, straten, talen, kerkelijke feestdagen etc. (Henk de Beer, Kanye, Bontekoelaan, Hemelvaartsdag).

Slide 17 - Diapositive

Gebruik een hoofdletter bij (3):
* windrichtingen onderdeel aardrijkskundige naam (Amsterdam-Zuidoost);
* bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van zelfstandig naamwoord met hoofdletter (Franse les);
* bevolkinsgroepen algeleid van een aardrijkskundige naam (Brabander, Zuid-Hollander).

Slide 18 - Diapositive

Interpunctie

Slide 19 - Diapositive

Wanneer plaats je de komma?(1)
  • Voor en na een bijstelling
     ‘Bijleveld, de minister van Defensie, deed een nieuw voorstel.’
  • In een opsomming
    Ik reed door Duitsland, Oostenrijk en Italië.
  • Na de aanhef boven en de slotgroet onder een brief of e-mail
    Geachte mevrouw Perton,     -    Met vriendelijke groet, 
  • Voor en/of na een aanspreking
    Daan, wil jij mij de boter aangeven?

Slide 20 - Diapositive

Wanneer plaats je de komma?(2)
  • Tussen twee persoonsvormen
    Nu ik er langer over nadenk, vind ik het geen gek idee.

  • Tussen gelijkwaardige bijvoegelijke naamwoorden
    A Ik erger me aan zijn platvloerse, flauwe grappenmakerij.
    B Ik erger me aan zijn flauwe, platvloerse grappenmakerij.

Slide 21 - Diapositive

Wanneer plaats je de komma?(3)
  • Voor onderschikkende voegwoorden
    Hij is ziek, want hij heeft koorts.

  • Voor een uitbreidende bijzin
    ‘Mijn buurman Giovanni, die vroeger een collega van mij was, heeft alles geregeld voor het straatfeest.’

Slide 22 - Diapositive

THE BEAR EATS, SHOOTS AND LEAVES

"De studenten, die niet goed hadden opgelet, haalden een onvoldoende."

"De studenten die niet goed hadden opgelet, haalden een onvoldoende."

Slide 23 - Diapositive

Tooltip
  • Als je de zin uitspreekt, hoor je dan een rust? Of een duidelijk verschil in toonhoogte?
    Vaak gebruik je op die plek een komma.

Slide 24 - Diapositive



Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 25 - Diapositive

'Enkele' aanhalingstekens
  • Zelfnoemfunctie (gebruik van woord in context die over het woord gaat)
    Het woord ’kerel’ betekent hetzelfde als het woord ’man’. 

  • Betekenis
    Die bestanden kun je op een ’boekenplank’ in je computer zetten. 

  • Ironie/cynisme
    Die ’leuke’ buurman van jou heeft een overval gepleegd. 

  • Naamsvermelding
    Het schilderij ’De Schreeuw’ is over de hele wereld bekend. 


Slide 26 - Diapositive

''Dubbele'' aanhalingstekens
  • Directe rede 
Mark Rutte verklaarde: ”Dan ga je toch lekker lenen?”

  • Citaat
Met de zin ”Ik ben ein Berliner” maakte de president zich onsterfelijk.

  • Maar
Mijn collega zei: ”Je moet niets steeds ’ja, ja’ zeggen.”

Slide 27 - Diapositive

Aanhalingstekens, punten en komma’s
  • Het vraagteken wordt alleen binnen de aanhalingstekens gezet als het citaat een vraag is. Voor het uitroepteken geldt dezelfde regel.
    Henk vroeg: ”Wat is dat voor onzin?"

Slide 28 - Diapositive

Dubbele punt
gebruik je bij:

  • opsommingen; 
  • het gebruik van de directe rede.  

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

De ; plaats je in de volgende gevallen:

  1. Tussen twee zinnen die zo nauw met elkaar verbonden zijn dat een punt wellicht iets te veel scheiding zou aangeven.

    Niemand had van tevoren gedacht dat Joke zou slagen; zij was immers ziek.

Slide 31 - Diapositive

2. Bij opsommingen waarvan de delen uit zinsdelen bestaan. 


Voorbeeld:

We zien verschillende mogelijkheden: 
  • meer prullenbakken plaatsen; 
  • statiegeld invoeren; 
  • met corveeploegen werken. 
Bestaan de delen van een opsomming uit hele zinnen dan gebruik je punten en hoofdletters. 

Voorbeeld: 

We zien verschillende mogelijkheden: 
  • We gaan meer prullenbakken plaatsen. 
  • We gaan statiegeld invoeren. 
  • We gaan met corveeploegen werken. 

Slide 32 - Diapositive

Tooltip:
* Omdat de puntkomma midden in een zin wordt geschreven, komt er nooit een hoofdletter achter (behalve...).
* Twijfel? Gebruik een komma of een punt.

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

ALDUS
* Wat kun je zeggen over werkwoordspelling?
* Wat kun je zeggen over interpunctie?
* Aan welk onderdeel van werkwoordspelling of interpunctie moet je nog werken?
* Nog vragen?

Slide 35 - Diapositive

OPDRACHT
* TEAMS
* NEDERLANDS
* BLOK 1
* LES 5
* OPDRACHT: LEES-, KIJK- EN SCHRIJFOPDRACHT

Slide 36 - Diapositive