Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Geschiedenis
Introductie
Les 8 Het oude regime
Geschiedenis
Slide 1 - Diapositive
Wat bedoelde Voltaire met de "klokkenmaker theorie"?
Slide 2 - Carte mentale
Waarom werden de ideeën van Rousseau gebaseerd op indianenstammen?
Slide 3 - Carte mentale
Slide 4 - Diapositive
Geef één argument waarom Lodewijk XVI het niet eens was met de ideeën van de Verlichting.
Slide 5 - Question ouverte
Lesdoelen
Je weet wat de standenmaatschappij van Frankrijk inhoudt.
Je het verschil tussen Lodwijk XIV en Lodwijk XVI.
Je kent 3 soorten oorzaken en gevolgen.
Slide 6 - Diapositive
1e stand
2e stand
3e stand
Adel
Geesteijken
Boeren en burgers
Slide 7 - Question de remorquage
Slide 8 - Diapositive
Lodewijk XIV
Lodewijk XVI
Slide 9 - Diapositive
Marie Antoinette
Slide 10 - Diapositive
De Staten-Generaal
300 geestelijken (1e stand)
300 edelen (2e stand)
600 boeren en burgers (3e stand)
Probleem: stemmen per hoofd of per stand
Slide 11 - Diapositive
Stemmen in de Staten Generaal
Slide 12 - Diapositive
Waarom ontstond er ruzie op de manier van stemmen bij de Staten-Generaal in 1789?
A
Alleen de adel mocht stemmen
B
Er werd per hoofd gestemd.
C
Er werd per stand gestemd
D
Alleen de geestelijkheid en adel mochten stemmen.
Slide 13 - Quiz
Cahiers de doléances
De koning ging (moest) akkoord
Ter voorbereiding moesten alle klachten worden verzameld
In deze Cahiers de doléances (klaagbrieven) werden de klachten van alle standen opgeschreven
Slide 14 - Diapositive
Soorten oorzaken en gevolgen
Sociaal-economische oorzaken/gevolgen
Politiek-bestuurlijke oorzaken/gevolgen
Cultureel-mentale oorzaken/gevolgen
Slide 15 - Diapositive
Sociaal-economisch
Heeft te maken met geld, landbouw, handel, werkgelegenheid én de verschillen tussen mensen binnen de samenleving.
Slide 16 - Diapositive
Wat is een sociaal-economische oorzaak van de onvrede van de derde stand?
A
De derde stand had minder rechten dan de andere standen.
B
De derde stand moest veel belasting betalen en verloor zo geld.
C
De derde stand mocht had weinig invloed op de manier waarop het land werd bestuurd.
D
De derde stand geloofde niet in God.
Slide 17 - Quiz
Politiek-bestuurlijk
Heeft te maken met wie de macht heeft en wie mag beslissen hoe een land wordt bestuurd.
Slide 18 - Diapositive
Wat is een politiek-bestuurlijke oorzaak van de onvrede van de derde stand?
A
De koning die hoorde bij de tweede stand besliste alles zelf en luisterde niet naar de derde stand.
B
De derde stand moest veel belasting betalen.
C
De derde stand geloofde niet in God.
D
De macht lag bij andere standen. De derde stand mocht helemaal niet besturen.
Slide 19 - Quiz
Cultureel-mentaal
Dit heeft te maken met normen en waarden, tradities, muziek, literatuur enzovoorts. Dit heeft óók te maken met de manier waarop er nagedacht wordt over de samenleving.
Slide 20 - Diapositive
Wat zou een cultureel-mentale oorzaak kunnen zijn voor de onvrede van de derde stand?
A
De verlichtingsdenkers vonden dat het volk de macht moest hebben of de koning moest luisteren naar het volk.
B
De derde stand moest altijd luisteren naar de andere standen en had geen macht.
C
De derde stand moest veel belasting betalen, terwijl de stand geen macht had.
D
De derde stand geloofde niet meer in God.
Slide 21 - Quiz
Lodewijk XVI
Kwam aan de macht met enorme schulden en impopulariteit.
Zijn huwelijk met de Oostenrijkse Marie-Antoinette maakte het alleen maar erger.