Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Opdrachten 2, 3, 6 t/m 9
Slide 1 - Diapositive
Leerdoel (blz. 41)
• Je kunt beschrijven hoe de Egyptenaren hun goden vereerden en uitleggen waarom ze dat belangrijk vonden.
De Egyptenaren geloofden dat de goden alles regelden: het leven van de mens en het leven in de natuur. De Egyptenaren vereerden niet alleen de zon, maar ook de Nijl en andere natuurkrachten en dieren. Egyptenaren vereerden hun goden in tempels. Daar brachten ze offers (geschenken) aan de goden om hen tevreden te houden. Dat was belangrijk, want als de goden ontevreden waren, zorgden ze voor rampen en ongelukken in Egypte.
Slide 2 - Diapositive
Leerdoel (blz. 42)
• Je kunt beschrijven hoe de Egyptenaren dachten over het leven na de dood.
De Egyptenaren geloofden dat zij na de dood zouden voortleven in een dodenrijk. Alleen mensen die goed geleefd hadden, kwamen in het dodenrijk. Daarbij moest het lichaam wel volledig bewaard zijn.
Slide 3 - Diapositive
Wat gaan we doen deze les?
1. kort filmpje over goden en mummies (4 min)
2. Nakijken gemaakte opdrachten
3. Huiswerk in de planagenda zetten
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Opdracht 2
Gebruik bron 1. Zet de stappen van het maken van een mummie in de juiste volgorde. Begin met wat je het eerst moet doen.
A De dode krijgt geschenken mee in zijn graf.
B De dode wordt gewassen.
C Een priester en drie helpers komen bij de dode.
D Het lichaam is in doeken gewikkeld en een mummie geworden.
B – C – D – A
Slide 6 - Diapositive
Opdracht 3
a.
Welke twee uitspraken over de Egyptische godsdienst zijn juist?
A Egyptenaren aanbaden veel verschillende goden.
B Egyptenaren brachten in piramides offers aan de goden.
C Egyptenaren vereerden dieren en natuurkrachten.
D Egyptenaren vereerden hun priesters.
E Egyptenaren vereerden maar één god.
Slide 7 - Diapositive
Opdracht 3
b.
Welke taak hadden de priesters?
De priesters zorgden voor het contact tussen mensen en goden. Zij wisten hoe je de goden tevreden hield.
Slide 8 - Diapositive
Opdracht 3
c.
Hoe werden de goden vereerd?
A Door grafkamers te bouwen.
B Door heel hard te werken.
C Door te knielen en te bidden.
D Door tempels te bouwen.
Slide 9 - Diapositive
Opdracht 4
Gebruik bron 2.
Om welke reden was juist de zonnegod Re voor de Egyptenaren zo belangrijk?
Egyptenaren geloofden dat goden alles in het leven regelden, dus ook of de zon opkwam. Zonder zon is er geen leven.
Slide 10 - Diapositive
Opdracht 5
Om in het dodenrijk te komen moesten de Egyptenaren voldoen aan twee eisen.
Onderstreep deze twee eisen in de leertekst ‘Leven na de dood’. Dat doe je zo.
• Lees de leertekst ‘Leven na de dood’ helemaal.
• Onderstreep de twee eisen waaraan doden moesten voldoen om in het dodenrijk te kunnen komen. Je moet twee zinnen onderstrepen.
Slide 11 - Diapositive
Opdracht 5
Slide 12 - Diapositive
Opdracht 6
a.
Wat gebeurde er volgens de Egyptenaren met mensen na de dood?
Na de dood leefde je verder in het dodenrijk.
Slide 13 - Diapositive
Opdracht 6
b.
Hoe werden Egyptenaren begraven? Vul het schema in.
Slide 14 - Diapositive
Opdracht 6
c.
Archeologen vinden vooral de lichamen en graven van rijke Egyptenaren.
Geef daarvoor een reden.
De lichamen van rijke Egyptenaren werden gemummificeerd en in grafkamers gelegd, waar ze minder snel vergingen. De lichamen van arme Egyptenaren werden niet gemummificeerd en zijn meestal vergaan.
Slide 15 - Diapositive
Opdracht 7
Lees de leertekst ‘Graven voor koningen’.
In die tekst staan twee redenen voor het bouwen van piramides.
a.
Onderstreep in de leertekst twee signaalwoorden die de twee redenen aangeven. Denk aan: ‘ten eerste’ of ‘ook’.
Slide 16 - Diapositive
Opdracht 7a
Lees de leertekst ‘Graven voor koningen’.
In die tekst staan twee redenen voor het bouwen van piramides.
a.
Onderstreep in de leertekst twee signaalwoorden die de twee redenen aangeven. Denk aan: ‘ten eerste’ of ‘ook’.
Slide 17 - Diapositive
Opdracht 7
b.
Schrijf kort op waarom de Egyptenaren piramides bouwden.
Om te laten zien hoe machtig de farao was.
Zodat de farao naar het dodenrijk kon reizen.
Slide 18 - Diapositive
Opdracht 8
Uit welke sociale laag kwamen de mensen die in piramides zijn begraven?