Voorbereiding hs. 3 en 4 4GTL

Welkom!
Nodig: leesboek, Nederlands boek + schrift / laptop
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nodig: leesboek, Nederlands boek + schrift / laptop

Slide 1 - Diapositive

Tien minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

1. 10 minuten lezen
2. Uitleg H3 spelling + H3 formuleren
3. Zelfstandig werken 
4. Afsluiting

Deze week komt het inschrijfformulier voor de mondeling in het lokaal te hangen. 

Deze les

Slide 3 - Diapositive

pta 430
Voorbereiding op PTA Nieuw Nederlands hoofdstuk 3
Lezen
Woordenschat
Taalverzorging

Slide 4 - Diapositive

Lezen hs. 3

Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen


Na deze les weet je :

-  wat een feit is

- wat een mening is

-  wat een argument is


Slide 5 - Diapositive

Feiten, meningen
en argumenten

Slide 6 - Diapositive

Feiten, meningen en argumenten
Een mening kun je niet controleren.

Ik vind
Volgens mij 

Slide 7 - Diapositive

FEITEN OF MENINGEN?

Slide 8 - Diapositive

Argumenten
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.

Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat en namelijk: 
– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) , want dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Je gebruikt dus argumenten om je mening/ standpunt te onderbouwen. Deze argumenten kunnen vervolgens weer meningen of feiten zijn.

Slide 9 - Diapositive

Woordenschat hoofdstuk 3

Woordraadstrategieën
woordenlijst 3 

Slide 10 - Diapositive

Wat betekent
interpreteren? 'Hoe moeten die uitspraak interpreteren?'

Slide 11 - Question ouverte

Wat betekent
aanvaarden? 'We aanvaarden jouw excuses.'

Slide 12 - Question ouverte

Wat betekent
'betrekking hebben op'?

Slide 13 - Question ouverte

Bezig met h3 woordenschat
Opdracht 1 t/m 6

Slide 14 - Diapositive

Tussenletters
Tussenletters in samenstellingen

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Welke samenstelling met tussenletters is hier goed gespeld?
A
beresterk
B
invalideparkeerplaats
C
peretaart
D
staatinrichting

Slide 17 - Quiz

Welke samenstelling schrijf je met een of meer tussenletters?
A
zang + stem
B
passagier + schip
C
toilet + bril
D
breedte + maat

Slide 18 - Quiz

Taalverzorging formuleren
verwijswoorden

Slide 19 - Diapositive

Verwijswoorden

Slide 20 - Diapositive

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 21 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'vogel'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 22 - Quiz

Trappen van vergelijking

Slide 23 - Diapositive

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 24 - Quiz

Ik ben veel leniger als/dan Witmar, maar zijn conditie is weer veel beter als/dan die van mij.
A
als/als
B
als/dan
C
dan/dan
D
dan/als

Slide 25 - Quiz

Hij weet gewoon meer als/ dan ik.
A
als
B
dan

Slide 26 - Quiz

Jullie eten meer als/dan wij.
A
als
B
dan

Slide 27 - Quiz

Frans verdient evenveel als/ dan zij/haar.

A
als zij
B
dan zij
C
als haar
D
dan haar

Slide 28 - Quiz

Ter voorbereiding op het pta
Bestudeer alle theorie, oefen woordenschat met quizlet(zie som) en oefen taalverzorging met de optie 'trainen' in Nieuw Nederlands online

Slide 29 - Diapositive