s.o. oorzaken 1e WO




De Eerste Wereldoorlog
Toets
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon




De Eerste Wereldoorlog
Toets

Slide 1 - Diapositive

Lees dit voordat je begint.
  • Je kunt de vragen pas zien als de docent de toets heeft gestart.
  • Bij meerkeuze vragen is altijd maar 1 antwoord goed.
  • Je kunt je antwoorden nog veranderen totdat je op "inleveren" hebt geklikt. Het laatst ingevoerde antwoord geldt.
  • Er mogen geen vragen worden gesteld tijdens deze toets, het begrijpen van de opdrachten hoort bij de leerstof. Als blijkt dat er fouten of onduidelijkheden in deze toets zitten, dan worden deze achteraf gecorrigeerd.

Slide 2 - Diapositive

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 3 - Quiz

Welk woord heeft niets te maken met militarisme?
A
soldaat
B
volkslied
C
uniform
D
medailles

Slide 4 - Quiz

Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.

Slide 5 - Quiz

Welk woord heeft niets te maken met nationalisme?
A
vlag
B
land
C
mitrailleur
D
volk

Slide 6 - Quiz

De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945

Slide 7 - Quiz

Er worden vier begrippen uitgelegd. Drie definities zijn fout. Welk begrip wordt goed uitgelegd?
A
Veelvolkerenstaat Land waarin meerdere volkeren (met elk een eigen geschiedenis, cultuur, taal, gewoonten) wonen.
B
Modern Imperialisme: In bezit nemen van kolonies in de tweede helft van de 18e eeuw door West-Europese landen in Afrika en Azië
C
Nationalisme is trots zijn op je eigen leger.
D
Een wapenwedloop is een 'wedstrijd' tussen landen wie het eerst zijn wapens aan het front kan hebben.

Slide 8 - Quiz

In de Eerste Wereldoorlog vochten, vooral aan Britse en Franse zijde mensen uit hun kolonies mee.

Maak de zin af. Dat mensen uit de kolonies meevechten, is voornamelijk een gevolg van ...
A
het nationalisme
B
het modern imperialisme
C
de bondgenootschappen
D
het militarisme

Slide 9 - Quiz

Hoe kon de moord op Franz-Ferdinand leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moordenaar was door Rusland gestuurd. Daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Rusland; de overige grote landen kozen toen partij voor hun bondgenoten.
B
Frankrijk voelde zich door de moord bedreigd door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en verklaarde snel aan Duitsland de oorlog, waarna de andere landen zich aansloten.
C
De moordenaar kwam uit Servië, daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan dit land de oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije. Vervolgens verklaarde iedereen elkaar de oorlog
D
De kogel was eigenlijk bedoeld voor de Duitse keizer Wilhelm II. Uit wraak verklaarde Duitsland toen de oorlog aan Rusland en aan Frankrijk.

Slide 10 - Quiz

Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam

Slide 11 - Quiz

Waar liep het westelijk front?
A
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens
B
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
C
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
D
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens

Slide 12 - Quiz

Welke stelling is juist?
Stelling I: In het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog heersten welvaart, vrede en vooruitgang.
Stelling II: In het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog waren er sterke spanningen in Europa


A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn fout
C
Alleen stelling I is juist
D
Alleen stelling II is juist

Slide 13 - Quiz

Who is who?
Franz Josef
Wilhelm II
Franz Ferdinand
Nicolas II
von Schlieffen
Gavrilo Princip
man with a plan
crown prince A-H
Tsar of Russia
Bosnian Serb assassin
emperor 
A-H
German emperor

Slide 14 - Question de remorquage

Wat beschrijft het Ottomaanse Rijk begin 20e eeuw het best?
A
een groeiend rijk
B
een stabiel rijk
C
een verzwakt rijk
D
een koloniaal rijk

Slide 15 - Quiz

Wie kreeg wat na de Frans-Duitse oorlog?
A
Duitsland: Elzas-Lotharingen
B
Frankrijk: Elzas-Lotharingen
C
Duitsland: het Ruhrgebied
D
Frankrijk: het Ruhrgebied

Slide 16 - Quiz

Welk land behoort niet tot de Centralen?
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Servië
C
Ottomaanse Rijk
D
het Duitse Rijk

Slide 17 - Quiz

Welke van deze woorden past het beste bij de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie?



A
nationalisme
B
modern-imperialisme
C
multi ethnische staat
D
democratie

Slide 18 - Quiz

Waarom waren verschillende etnische groepen binnen de grenzen van Oostenrijk-Hongarije een probleem voor de Oostenrijkse regering?



A
het was moeilijk om gelijke wetten voor iedereen te maken
B
veel etnische groepen wilden hun eigen cultuur behouden
C
sommige etnische groepen wilden zich aansluiten bij het andere bondgenootschap
D
veel etnische groepen wilden een eigen onafhankelijke staat.

Slide 19 - Quiz

Sleep de kenmerken in de oogjes (moet je effe op klikken...) naar het juiste land.
multi-etnische staat
grootse vloot
verloor veel gebied op de Balkan
heeft Bosnië geannexeerd.
pas sinds 1871 één staat
achtergebleven, voornamelijk agrarisch land
vindt dat het recht heeft op een "plekje onder de zon"
wil wraak voor het verloren gebied Elzas-Lotharingen
een rijk waar "de zon nooit ondergaat"

Slide 20 - Question de remorquage

Gavrilo Princip was:
A
Een Bosnische Serviër die wilde dat Bosnië tot Groot-Servië zou behoren
B
Een Bosniër die Servië wilde bevrijden van Oostenrijk-Hongarije
C
Een Serviër die vocht voor een onafhankelijk Bosnië
D
Een Serviër die wilde dat Bosnië zich bij Sarajevo voegde in plaats van bij Oostenrijk-Hongarije.

Slide 21 - Quiz

Wat zie je in de afbeelding?
A
een gevolg van de 1e W.O.
B
de aanleiding van de 1e W.O.
C
een van de oorzaken van de 1e W.O.
D
heeft niets met de 1e W.O. te maken

Slide 22 - Quiz

Wie worden hier vermoord?
A
keizer Franz Josef en zijn vrouw
B
Franz Ferdinand en zijn vrouw
C
Gavrilo Princip en zijn zus
D
Wilhelm II en zijn tekkel

Slide 23 - Quiz

Welke stelling is juist?
Stelling I: Oostenrijk-Hongarije gaf de Servische regering de schuld van de moord op Franz Ferdinand en verklaarde daarom de oorlog aan Servië.
Stelling II: De oorlog tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië escaleerde snel vanwege bondgenootschappen aan beide kanten


A
beide zijn juist
B
beide zijn fout
C
alleen I is juist.
D
alleen II is juist

Slide 24 - Quiz

Welk land behoort niet bij de Geallieerden?
A
Rusland
B
Oostenrijk-Hongarije
C
Frankrijk
D
Groot-Brittannië

Slide 25 - Quiz

Welke stelling is juist?
Het uitbreken van de oorlog zorgde voor:
A
paniek in de meeste Europese landen
B
enthousiasme in de meeste Europese landen
C
ongeloof in de meeste Europese landen
D
onverschilligheid in de meeste Europese landen

Slide 26 - Quiz

Waarom veranderde de Eerste Wereldoorlog in een loopgravenoorlog?
A
Loopgravenoorlog was in die tijd de moderne manier van oorlogvoering
B
Geen van beide partijen wilden het leven van hun soldaten op het spel zetten
C
De legers van beide kanten waren even sterk
D
De legers aan beide kanten waren onzeker over de sterkte van de vijand

Slide 27 - Quiz

Een uitspraak:
"Een bondgenootschap zorgt er enerzijds voor dat er niet zo snel een oorlog komt, maar anderzijds dat – als er een oorlog komt – die groter wordt."

Leg deze uitspraak uit.

Slide 28 - Question ouverte

Bismarck: “Laten we de taart verdelen!”
Een Franse tekening uit 1885

Welke twee begrippen passen bij deze cartoon?
A
modern-imperialisme en bondgenootschappen
B
modern-imperialisme & Conferentie van Berlijn
C
Conferentie van Berlijn en wapenwedloop
D
wapenwedloop en nationalisme

Slide 29 - Quiz

zet de gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde: oudste bovenaan, jongste onderaan.
loopgravenoorlog
moordaanslag Franz Ferdinand
Duitsland neemt Vlootwet aan
Schlieffenplan treedt in werking
Frankrijk moet Elzas-Lotharingen afstaan

Slide 30 - Question de remorquage

Bekijk deze kaart van Europa. De titel is
"Vissen in onrustig water" uit 1899.

Welk tekst past het beste bij deze kaart?


A
wapenwedloop
B
onderlinge spanningen
C
bondgenootschappen
D
"Belle Epoch"

Slide 31 - Quiz

Klaar?
Je kunt nog steeds antwoorden wijzigen totdat je op 
"inleveren" klikt

Als je echt klaar bent, klik dan op "inleveren" en sluit de toets af.
Ga in stilte iets voor jezelf doen totdat de toets voor de hele klas wordt beëindigd.

Slide 32 - Diapositive