oefentoets H.1




De Eerste Wereldoorlog
oefentoets
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon




De Eerste Wereldoorlog
oefentoets

Slide 1 - Diapositive

Lees dit voordat je begint.
  • Je kunt de vragen pas zien als de docent de toets heeft gestart.
  • Bij meerkeuze vragen is altijd maar 1 antwoord goed.
  • Je kunt je antwoorden nog veranderen totdat je op "inleveren" hebt geklikt. Het laatst ingevoerde antwoord geldt.

Slide 2 - Diapositive

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 3 - Quiz

Welk woord heeft niets te maken met militarisme?
A
soldaat
B
volkslied
C
uniform
D
medailles

Slide 4 - Quiz

Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.

Slide 5 - Quiz

Welk woord heeft niets te maken met nationalisme?
A
vlag
B
land
C
mitrailleur
D
volk

Slide 6 - Quiz

De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945

Slide 7 - Quiz

Er worden vier begrippen uitgelegd. Drie definities zijn fout. Welk begrip wordt goed uitgelegd?
A
Veelvolkerenstaat Land waarin meerdere volkeren (met elk een eigen geschiedenis, cultuur, taal, gewoonten) wonen.
B
Een ander woord voor communist is nationalist
C
Nationalisme is trots zijn op je eigen leger.
D
Een wapenwedloop is een 'wedstrijd' tussen landen wie het eerst zijn wapens aan het front kan hebben.

Slide 8 - Quiz

Welk land hoort niet bij de geallieerden
A
Frankrijk
B
Rusland
C
Belgie
D
Nederland

Slide 9 - Quiz

Hoe kon de moord op Franz-Ferdinand leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moordenaar was door Rusland gestuurd. Daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Rusland; de overige grote landen kozen toen partij voor hun bondgenoten.
B
Frankrijk voelde zich door de moord bedreigd door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en verklaarde snel aan Duitsland de oorlog, waarna de andere landen zich aansloten.
C
De moordenaar kwam uit Servië, daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan dit land de oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije. Vervolgens verklaarde iedereen elkaar de oorlog
D
De kogel was eigenlijk bedoeld voor de Duitse keizer Wilhelm II. Uit wraak verklaarde Duitsland toen de oorlog aan Rusland en aan Frankrijk.

Slide 10 - Quiz

Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam

Slide 11 - Quiz

Waar liep het westelijk front?
A
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens
B
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
C
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
D
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens

Slide 12 - Quiz

Welke stelling is juist?
Stelling I: In het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog heersten welvaart, vrede en vooruitgang.
Stelling II: In het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog waren er sterke spanningen in Europa


A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn fout
C
Alleen stelling I is juist
D
Alleen stelling II is juist

Slide 13 - Quiz

Who is who?
Franz Josef
Wilhelm II
Franz Ferdinand
Nicolas II
von Schlieffen
Gavrilo Princip
man with a plan
crown prince A-H
Tsar of Russia
Bosnian Serb assassin
emperor 
A-H
German emperor

Slide 14 - Question de remorquage

Wat beschrijft het Ottomaanse Rijk begin 20e eeuw het best?
A
een groeiend rijk
B
een stabiel rijk
C
een verzwakt rijk
D
een koloniaal rijk

Slide 15 - Quiz

Wie kreeg wat na de Frans-Duitse oorlog?
A
Duitsland: Elzas-Lotharingen
B
Frankrijk: Elzas-Lotharingen
C
Duitsland: het Ruhrgebied
D
Frankrijk: het Ruhrgebied

Slide 16 - Quiz

Welk land behoort niet tot de Centralen?
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Servië
C
Ottomaanse Rijk
D
het Duitse Rijk

Slide 17 - Quiz

Wat is geen oorzaak van WOI



A
nationalisme
B
het communisme
C
wapenwedloop
D
militarisme

Slide 18 - Quiz

De doema en een sovjet betekenen



A
parlement en witte leger
B
raad en het rode leger
C
parlement en raad
D
witte leger en raad

Slide 19 - Quiz

Gavrilo Princip was:
A
Een Bosnische Serviër die wilde dat Bosnië tot Groot-Servië zou behoren
B
Een Bosniër die Servië wilde bevrijden van Oostenrijk-Hongarije
C
Een Serviër die vocht voor een onafhankelijk Bosnië
D
Een Serviër die wilde dat Bosnië zich bij Sarajevo voegde in plaats van bij Oostenrijk-Hongarije.

Slide 20 - Quiz

Wat zie je in de afbeelding?
A
een gevolg van de 1e W.O.
B
de aanleiding van de 1e W.O.
C
een van de oorzaken van de 1e W.O.
D
heeft niets met de 1e W.O. te maken

Slide 21 - Quiz

Wie worden hier vermoord?
A
keizer Franz Josef en zijn vrouw
B
Franz Ferdinand en zijn vrouw
C
Gavrilo Princip en zijn zus
D
Wilhelm II en zijn tekkel

Slide 22 - Quiz

Welke stelling is juist?
Stelling I: Oostenrijk-Hongarije gaf de Servische regering de schuld van de moord op Franz Ferdinand en verklaarde daarom de oorlog aan Servië.
Stelling II: De oorlog tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië escaleerde snel vanwege bondgenootschappen aan beide kanten


A
beide zijn juist
B
beide zijn fout
C
alleen I is juist.
D
alleen II is juist

Slide 23 - Quiz

Welk land behoort niet bij de Geallieerden?
A
Rusland
B
Oostenrijk-Hongarije
C
Frankrijk
D
Groot-Brittannië

Slide 24 - Quiz

Welke stelling is juist?
Het uitbreken van de oorlog zorgde voor:
A
paniek in de meeste Europese landen
B
enthousiasme in de meeste Europese landen
C
ongeloof in de meeste Europese landen
D
onverschilligheid in de meeste Europese landen

Slide 25 - Quiz

Waarom veranderde de Eerste Wereldoorlog in een loopgravenoorlog?
A
Loopgravenoorlog was in die tijd de moderne manier van oorlogvoering
B
Geen van beide partijen wilden het leven van hun soldaten op het spel zetten
C
De legers van beide kanten waren even sterk
D
De legers aan beide kanten waren onzeker over de sterkte van de vijand

Slide 26 - Quiz

zet de gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde: oudste bovenaan, jongste onderaan.
loopgravenoorlog
moordaanslag Franz Ferdinand
Duitsland neemt Vlootwet aan
Schlieffenplan treedt in werking
Frankrijk moet Elzas-Lotharingen afstaan

Slide 27 - Question de remorquage

Bekijk deze kaart van Europa. De titel is
"Vissen in onrustig water" uit 1899.

Welk tekst past het beste bij deze kaart?


A
wapenwedloop
B
onderlinge spanningen
C
bondgenootschappen
D
"Belle Epoch"

Slide 28 - Quiz

Lenin was de leider van de bolsjewieken
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

De volkenbond werd opogericht in 1918
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

een ander woord voor dictatuur is:
A
eenpartijstaat
B
bureaucratie
C
alleenheerschappij
D
concentratiekamp

Slide 31 - Quiz

Welk woord hoort niet in dit rijtje thuis?
A
schaarste
B
op de bon
C
zwarte markt
D
mobilisatie

Slide 32 - Quiz

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
A
Loopgraaf
B
tweefrontenoorlog
C
communist
D
wereldoorlog

Slide 33 - Quiz