1hv- Les 1 P2 - werkwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

   Deutsch! 

1hv

Les 1

Periode 2

Gutentag!

Terugblik toets 1

- toetsinzage in de flex

- zorgvuldig werken: hoofdletters gebruikt?

- studiewijzer volgen

- een nieuwe taal leren kost tijd: routine creëren

- in kleine blokjes leren: plannen!

Deutsch sprechen

Spreekopdracht voor een cijfer:

- Gruppe von zwei

- ein Video machen

Schritt 3

Heute

Voorbereiding les 1:

Maken: Schritt 10

Wat te doen na les 1:

Maken: Schritt 11

Leerdoelen

9.  Je kun een ansichtkaart schrijven in het Duits.

10. Je kunt een lijst met Duitse info begrijpen.

11. Je kunt getallen in het Duits begrijpen.

Wiederholung

Vertaal 't persoonlijk voornaamwoord:
Habt ihr eine Katze?

1. ik
2. jij
3. wij
4. jullie

Vertaal 't persoonlijk voornaamwoord:
Es regnet sehr hard!

1. hij
2. zij
3. het
4. jullie

haben & sein

het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

Het werkwoord sein.  

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

sein

sein

Regel: feesttenten 

Kies de juiste vertaling:
hij maakt

1. er mache
2. er macht
3. er machen

Kies de juiste vertaling:
ik woon

1. ich wohnen
2. ich wohnest
3. ich wohnt
4. ich wohne

Kies de juiste vertaling:
jullie heten

1. ihr heißen
2. ihr heißt

Kies de juiste vertaling:
het ligt daar

1. es liegen dort
2. es liegt dort

Kies de juiste vertaling:
zij heet Anja

1. Sie heißt Anja
2. Sie heißen Anja

Kies de juiste vertaling:
hoe heet jij?

1. Wie heißst du?
2. Wie heißt du?