Klas 2 - week 11 LEESOPDRACHT

LIRE 
- Maak de 10 vragen die horen bij de tekst hiernaast.
--> De tekst zit achter de link in de volgende slide. 
--> De 10 vragen staan op de volgende slides

- Klaar?
--> Sahara
--> Quizlet Faire du sport
--> Verbuga FAIRE (présent + passé composé)
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

LIRE 
- Maak de 10 vragen die horen bij de tekst hiernaast.
--> De tekst zit achter de link in de volgende slide. 
--> De 10 vragen staan op de volgende slides

- Klaar?
--> Sahara
--> Quizlet Faire du sport
--> Verbuga FAIRE (présent + passé composé)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Lees de titel en de inleiding.Beantwoord de vraag in het Nederlands.

1. Waar gaan deze jongeren aan deelnemen?

Slide 3 - Question ouverte

Lees de titel en de inleiding. Beantwoord de vraag in het Nederlands.

2. Waar vindt het evenement plaats?

Slide 4 - Question ouverte

Lees de titel en de inleiding. Beantwoord de vraag in het Nederlands.

3. Wanneer vindt het evenement plaats?

Slide 5 - Question ouverte

Lees de tekst. Beantwoord de vraag in het Nederlands.

4.Welke sport beoefent Nicolas en hoe oud is hij?

Slide 6 - Question ouverte

Lees de tekst. Beantwoord de vraag in het Nederlands.

5.Welke sport beoefent Céline en hoe oud is zij?

Slide 7 - Question ouverte

Lees de tekst. Beantwoord de vraag in het Nederlands.

6.Welke sport beoefent Maxime en hoe oud is zij?

Slide 8 - Question ouverte

Lees de tekst. Beaantwoord de vraag in het Nederlands.

7. Welke twee jongeren zijn al eens kampioen geweest?

Slide 9 - Question ouverte

Lees de tekst. Beaantwoord de vraag in het Nederlands.

8.Welke sport beoefent Mathilde en hoe oud is zij?

Slide 10 - Question ouverte

Lees de tekst. Beaantwoord de vraag in het Nederlands.

9. Wie heeft de meeste kans om een blessure op te lopen?

Slide 11 - Question ouverte

Lees de tekst. Beaantwoord de vraag in het Nederlands.

10. Wie bereidt zich voor in het buitenland?

Slide 12 - Question ouverte