V4B - 12-05-2022 - Les 5

TODAY
After this lesson you will
... have practised with bijwoorden van tijd
... have worked on some assignments
... have read text 4
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

TODAY
After this lesson you will
... have practised with bijwoorden van tijd
... have worked on some assignments
... have read text 4

Slide 1 - Diapositive

BIJWOORDEN VAN TIJD

Slide 2 - Diapositive

BIJWOORDEN VAN TIJD
Bijwoorden van tijd: aangeven hoe vaak je iets doet/gebruikt:
always, often, seldom, sometimes, usually, every, never, almost, already, still, just, yet, soon ...

Waar staat het bijwoord van tijd in een zin?

Slide 3 - Diapositive

BIJWOORDEN VAN TIJD
1. Voor het hoofdwerkwoord (behalve bij to be):
- She sometimes stays up until two o'clock at night.
- I never liked that boy.

2. Achter het werkwoord to be:
- I am often home alone.
- She is always happy to see her dog again.

Slide 4 - Diapositive

BIJWOORDEN VAN TIJD
3. Staat er een hulpwerkwoord in de zin? Dan achter het eerste hulpwerkwoord (have, will, must, might, could, would, can, etc.)
- You will never learn.
- I have already seen the film.

4. Bij vraagzinnen na het onderwerp.
- Do you always leave home this early?

Slide 5 - Diapositive

BIJWOORDEN VAN TIJD
Our neighbour misses the bus.

+ sometimes


Slide 6 - Diapositive

BIJWOORDEN VAN TIJD
Our neighbour sometimes misses the bus.

Then he waits for the next one.
+ always


Slide 7 - Diapositive

BIJWOORDEN VAN TIJD
Then he always waits for the next one.


Continue with sentences 3-10

Slide 8 - Diapositive

TEXT 4
The Charms of the British

Slide 9 - Diapositive

charms = charmes
virtues = deugden
in conversation = in gesprek
pleasantry = grapje
compartment = coupé
obviously = duidelijk
colleagues = collega's
flicker = glimps

easy to please = snel tevreden
extraordinary = buitengewoon
suppose = denk ik
cautiously = voorzichtig
flavourful = smaakvol
currants = bessen
constituents = bestanddelen
offer = aanbieden
genuinely = echt
tempting = verleidelijk
hesitate = twijfelen
excessive = te veel, te extreem
modest = bescheiden

Slide 10 - Diapositive

threshold = drempel
vaguely = een beetje

encouragingly = aanmoedigend

terribly devilish = vreselijk duivels
alien = vreemd, onbekend
purpose = doel
confirmation = bevestiging
existence = bestaan
cram = proppen
continuously = continu
instant = gelijk

puzzled = verward
attitude = houding
dogged = koppig
upbeat = vrolijk, optimistisch
turn of phrase = opmerking
gradually = geleidelijk
damp = vochtig
dreary = triest

Slide 11 - Diapositive

before long = al snel
regard = zien
daring = gedurfd
illicit = ongeoorloofd

Slide 12 - Diapositive

ADJECTIVES AND ADVERBS

Slide 13 - Diapositive