3.4 Het christendom

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is een agrarisch-stedelijke samenleving?

Slide 2 - Question ouverte

Wat waren rijke mensen in Rome vaak?
A
Grootgrondbezitters
B
Mensen die op het platteland woonden.
C
Mensen die in de stad woonden.
D
Mensen die in een villa woonden.

Slide 3 - Quiz

Hoe werden Romeinen die werkloos waren en vrijwel niets bezaten genoemd?
A
Proletariërs.
B
Slaven
C
Armen
D
Rijke grootgrondbezitters

Slide 4 - Quiz

Op welke drie manieren kon je in het Romeinse Rijk slaaf worden?

Slide 5 - Question ouverte

Wat waren vrijgelatenen?
A
Mensen die vrij waren en dus geen slaaf.
B
Mensen die uit de gevangenis waren vrijgelaten.
C
Slaven die door hun meester waren vrijgelaten.
D
Mensen die niet in het Romeinse leger hoefden te dienen.

Slide 6 - Quiz

Op welke manier kon een vrijgelatene rijker worden dan een vrije, werkloze Romein?
A
Door soldaat te worden in het Romeinse leger.
B
Soms mocht een vrijgelatene blijven werken voor zijn vroegere meester en dan kreeg hij loon.
C
Door te gaan werken.
D
Door gladiator te worden.

Slide 7 - Quiz

Waar ontspanden rijke Romeinen zich?
A
In hun eigen huis
B
In badhuizen
C
In luxe thermen
D
Op het platteland.

Slide 8 - Quiz

Wat zijn gladiatoren?
A
Soldaten die in het Romeinse leger dienden.
B
Beroepsvechters die tegen leeuwen vochten.
C
Slaven die op het land van een rijke grootgrondbezitter werkten.
D
Beroepsvechters die optraden in een amfitheater. Meestal waren het slaven en misdadigers.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Geloofden de joden in één god of in meerdere goden? Kies het juiste antwoord.
A
de joden geloofden in één god.
B
De joden geloofden meer goden tegelijk.

Slide 13 - Quiz

Wat was Jezus volgens de Joden?
A
Een christen.
B
Een joodse koning.
C
Een verlosser (hij zou hen bevrijden van al het kwaad)
D
Een man die in opstand kwam tegen de Romeinen.

Slide 14 - Quiz

Waarom vonden de Romeinen Jezus gevaarlijk?
A
Jezus viel Romeinen aan.
B
Jezus kreeg veel aanhangers.
C
Jezus wilde koning worden.
D
Jezus had kritiek op de Romeinen.

Slide 15 - Quiz

Hoe worden de volgelingen van Jezus genoemd?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Waardoor kon het christendom zich zo goed verspreiden in het Romeinse Rijk?

Slide 18 - Question ouverte

De boodschap van Jezus was: 'Iedereen is voor god gelijk'. Waarom sprak dit mensen aan?

Slide 19 - Question ouverte

Waarom werden christenen vervolgd?
A
Christenen vernielden Romeinse tempels.
B
Christenen waren geen Romeinen.
C
Christenen voerden oorlog tegen de Romeinen.
D
Het christendom kent maar één god.

Slide 20 - Quiz

Waarom groeide ondanks de vervolgingen toch het aantal christenen?

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Hoe werd de leider van een groep christenen in een stad genoemd?
A
Een heilige
B
Een kardinaal
C
Een bisschop
D
De paus

Slide 23 - Quiz

Waardoor werd de Romeinse keizer Constantijn de Grote christen?

Slide 24 - Question ouverte

Waar zorgde keizer Theodosius I in 391 v. Chr. voor?
A
Dat het christendom werd verboden in het Romeinse Rijk.
B
Dat het christendom staatsgodsdienst werd in het Romeinse Rijk.
C
Dat christenen ook de Romeinse goden moesten vereren.
D
Dat christenen keizer mochten worden in het Romeinse Rijk.

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive