Instaptoets SO blok 5

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

SO blok 5 - M2 - instaptoets

• werkwoordspelling (tegenwoordige tijd, verleden tijd & voltooid deelwoord)
  
• Verkleinwoorden
• Over Taal
  

Spelling

Tegenwoordige tijd

onderwerp                                        regel

1. ik of jij achter pv                      ik-vorm
   
2. iets/iemand anders               ik-vorm + t
3. Meerdere personen               heel werkwoord 

Aanwijzing:

Moet je 2 antwoorden invullen? Doe het dan zo:

gemaakt - deden 

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd in:

5. Miranda …… (spelen) op het drumstel terwijl Jente op haar banjo ……(tokkelen)

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd in:


6. Van Miranda …… (verwachten) ik dat ze morgen …….. (optreden)

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd in:


7. Jente …….. (worden) veertien, ze …….. (zijn) iets jonger dan Miranda.

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd in:

8. Ze …….. (oefenen) graag op het drumstel, ……… (vertellen) ze aan haar.

Vul de goede vorm van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd in

9. ……. (vinden) je ook niet, dat een banjo prachtig ………(klinken) ?

Spelling - verleden tijd

Kijk eventueel eerste het filmpje over 't Kofschip x: 

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in:

(kloven). 10. De houthakkers……….de stammen.

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in:

(krijsen) 11. . De peuter………in zijn wandelwagen.

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in:

(bloeden) 13. ……….jouw vinger zo erg?

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in:

(pakken) 12. De man .................. een biertje uit zijn koelkast.

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd in:

(verhuizen) 14. De leerling ……..naar de andere kant van het land.

Spelling - voltooid deelwoord

Gebruik 't Kofschip x en kijk eventueel het instructiefilmpje: 

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord in

(krimpen) 15. Mijn trui is………….

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord in

(wegslepen) 16. De parkeerwacht heeft onze auto…….

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord in

(kerven) 17. Hebben jullie ook je naam in de boom………

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord in

(bloeden) 18. De vinger heeft enorm…….

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord in

(doen) 5. Dat had ik nooit……..

Verkleinwoorden

Geef het verkleinwoord van wang

Geef het verkleinwoord van café

Geef het verkleinwoord van nasi

Geef het verkleinwoord van baby

Geef het verkleinwoord van spray

Over Taal 

• talen
• signaalwoorden  

Leg uit wat een moedertaal is.

Leg uit wat groepstaal is.

Geef een voorbeeld van chattaal.

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?

1. zoals
2. ten slotte
3. hoewel
4. denk aan

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?

1. vanwege
2. zoals
3. tot slot
4. toch

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?

1. ten eerste
2. daarom
3. bijvoorbeeld
4. maar