7.3: regels in het verkeer

7.3: regels in het verkeer
Aan het einde van de les weet je de woorden die in het verkeer gebruikt worden. 
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

7.3: regels in het verkeer
Aan het einde van de les weet je de woorden die in het verkeer gebruikt worden. 

Slide 1 - Diapositive

Maak een zin.
timer
1:00

Slide 2 - Question ouverte

de kilometer
  • Een kilometer is hetzelfde als 1000 meter. Kilometer = km
  • Kilo = 1000
  • zin: De afstand tussen de school en het station is 3 kilometer

Slide 3 - Diapositive

de weg
Een plek waar je met de fiets of de auto kan rijden. 

Zin: De weg is voor fietsen gemaakt. 

Slide 4 - Diapositive

rijden

  • in/op een voertuig
  •  ww: rijd - reed - heb gereden
  • zin: Ik rijd met de auto naar school, want het regent.
  • zin: Wij rijden te hard op de weg. Misschien krijgen wij een boete!

Slide 5 - Diapositive

de snelweg
De auto rijdt op de snelweg.

De auto mag op de snelweg 100, 120 of 130 km/u rijden.

(km/u = kilometer per uur)

Slide 6 - Diapositive

het fietspad
Het fietspad is vaak rood. 

Zin: De fietser rijdt op het fietspad.


Slide 7 - Diapositive

het zebrapad
Witte strepen op de weg. 
Hier mogen mensen lopen.

  Zin: Op het zebrapad mogen mensen lopen. 

Slide 8 - Diapositive

STOPPEN

Slide 9 - Diapositive

het verkeersbord
2 verkeersborden
Borden langs de weg. 
Vertelt wat over de weg. 

Zin: Langs de weg staan er verkeersborden. 

Slide 10 - Diapositive

 het stoplicht
rood, oranje en groen
Dan weet het verkeer wanneer ze moeten stoppen wanneer ze verder moeten gaan. 
Zin: Als de stoplicht rood is, moeten de auto's stoppen. 

Slide 11 - Diapositive

de regel
  • wat mag je wel doen?
  • wat mag je niet doen?
  • afspraak
  • de regel - de regels 
  • zin: De regel is: geen muts op in de klas.

Slide 12 - Diapositive

het verkeer
  • alle mensen, fietsen, auto's, bussen en andere voertuigen die op de weg zijn.
  • Zin: Het verkeer in de stad is erg druk. Er zijn veel mensen op de straat.

Slide 13 - Diapositive